Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2101/GM, 16 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/2101/GM

betreft: [klager]            datum: 16 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingspsychiater, verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 juni 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught en

[…], psychiater bij de p.i. Vught.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het op 12 juni 2017 door de medisch adviseur ontvangen verzoek om bemiddeling, betreft de bijwerkingen van de depot-medicatie, waaraan onvoldoende aandacht wordt besteed.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager heeft problemen met de medicatie die hem werd voorgeschreven. Overigens bestrijdt hij dat er sprake zou zijn van zelfverwaarlozing als hij de dwangmedicatie niet zou krijgen. Door de medicatie heeft hij last van een erectiestoornis, krijgt hij grijze haren en daarnaast zijn er nog andere bijwerkingen. Klager heeft op zichzelf geen bezwaar tegen medicatie, maar alleen als dat nodig is. Volgens hem is er geen sprake meer van een stoornis. Klager krijgt momenteel Cisordinol voorgeschreven. Van meet af aan bezorgt die medicatie hem de eerdergenoemde bijwerkingen. Dat heeft hij ook meteen aangegeven. Klager denkt dat zijn klachten niet serieus worden genomen. Klager krijgt sinds twee jaar dwangmedicatie voorgeschreven. Voorafgaand aan zijn detentie was er geen sprake van een psychose of een andere stoornis. Bij binnenkomst in het PPC kreeg hij al meteen de desbetreffende medicatie voorgeschreven. Klager zal per 7 november geplaatst worden in een

TBS-kliniek. Na acht maanden toediening van het depot is de stoornis volgens klager geheel verdwenen; de stemmen die hij eerder hoorde, zijn nu verdwenen.

De directeur en de psychiater hebben ter zitting het volgende standpunt ingenomen.

Klager is uit de p.i. Zoetermeer binnengekomen in de inrichting. Hem is dwangmedicatie voorgeschreven en hij is geplaatst in het PPC. Klager heeft eerder in het PPC in Vught verbleven. Hij is vandaar via een overplaatsing naar Amsterdam uiteindelijk geplaatst in Zoetermeer, waar hij betrokken is geweest bij een ernstig geweldsdelict. Klager heeft vanaf het begin gesteld dat er geen sprake meer zou zijn van een psychose en dat er dus geen medicatienoodzaak was. Aan klager is uitgelegd dat  nog steeds sprake is van een stoornis en dat een aantal verschijnselen veroorzaakt wordt door de medicatie. Hem is ook de noodzaak van voortduring van de dwangmedicatie uitgelegd. Geprobeerd is om een lager depot toe te dienen. Dat gaf helaas niet het gewenste resultaat. Mogelijk kan op termijn nogmaals geprobeerd worden een lagere dosering toe te dienen. In de behandeling worden kleine stappen gemaakt. Er is op dit moment nog steeds vrees voor onvoorspelbaar gedrag.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting bij klager (nog steeds) sprake is van een psychose en dat ziekte-inzicht bij hem ontbreekt. In dit soort gevallen ligt het voor de hand om bijwerkingen van de toegepaste medicatie te accepteren omdat bestrijding van de stoornis in dit geval de voorrang dient te krijgen. De beslissing om – in weerwil van de eventuele bijwerkingen – door te gaan met de toegepaste dwangmedicatie is – mede gelet op het mislukken van een lagere dosering ter bestrijding van de psychose - daarom niet onzorgvuldig.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en drs. J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 oktober 2017.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven