Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2133/GA, 10 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:          17/2133/GA

 

betreft: […]      datum: 10 oktober 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 3 juli 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a.         het niet in behandeling nemen van klagers verzoek tot overplaatsing naar de p.i. Zwolle;

b.         klagers plaatsing in het basisregime vanuit het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) in de gevangenis van de p.i. Vught (afdeling D);

c.         het door klagers casemanager frustreren van klagers detentiefasering.

 

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag als vermeld onder a. en c. en heeft het beklag als vermeld onder b. ongegrond verklaard, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a.: Klager wilde in de gevangenis van de p.i. Zwolle geplaatst worden in verband met zijn detentiefasering en zijn verlofadres in Hengelo. Dit verzoek is niet gehonoreerd omdat er geen overplaatsingsverzoek zou zijn ingediend. Klager heeft zijn wens wel degelijk ingediend via zijn casemanager. Dit staat ten onrechte niet vermeld in het selectieadvies op basis waarvan klager in de gevangenis van de p.i. Vught is geplaatst.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b.: Volgens het selectieadvies zou klager zelf om deze plaatsing hebben gevraagd, maar zijn casemanager wist dat deze plaatsing ongunstig was voor klagers detentiefasering. Klager is eerder vanuit een PPC in de gevangenis geplaatst zonder eerst in het basisregime geplaatst te worden. Deze beslissing is aan de directeur en niet aan de selectiefunctionaris, die hier in zijn beslissing ook niets over heeft bepaald. Klager is al sinds 2005 gedetineerd, dus het betrof geen eerste of nieuwe plaatsing. De directeur had daarom rekening moeten houden met het gedrag van klager voorafgaande aan zijn plaatsing in het PPC (RSJ 28 november 2016, 16/2548/GA). Klager heeft de afgelopen jaren, voor zover hij niet in een PPC verbleef, in het plusregime verbleven. Tijdens zijn recente verblijf in het PPC Vught hebben zich geen incidenten voorgedaan. Klager wenst gecompenseerd te worden voor de tijd die hij in het verkeerde regime heeft verbleven.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c.: In klagers dossier bevindt zich wel een Detentie & Re-integratie-plan (D&R-plan), maar dat is alleen ingevuld door de mentor en de Terugkeeractiviteiten-trainer (Tra-trainer). Klager heeft volgens het personeel geen mentoren, waardoor diverse onderdelen van de lijst niet zijn ingevuld, en zijn casemanager besprak tweemaal zijn rapportage niet met het multidisciplinair overleg (mdo). Hierdoor blijft klager als ‘oranje’ of ‘rood’ gekwalificeerd worden en kan hij niet faseren. Om deze reden is klagers eerste verlofaanvraag afgewezen en is geen plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gerealiseerd. Klager heeft overigens wel zijn Kiezen Voor Verandering-certificaat (KVV-certificaat) gehaald en het is onduidelijk waarom dit certificaat slechts één jaar geldig zou zijn, terwijl klager in 2014 al werd verplicht de KVV-training te volgen. Klagers casemanager stelt dat klager in het PPC is geplaatst omdat bij hem een alcoholstokerij was aangetroffen, maar klager betwist dat zich een alcoholstokerij op zijn kamer bevond. De casemanager handelt in opdracht van de directeur, zodat klager ontvangen dient te worden in zijn klachten over het optreden van zijn casemanager.

De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a.: Klager wilde overgeplaatst worden naar een reguliere inrichting om te kunnen faseren. In het selectieadvies werd geadviseerd tot plaatsing van klager in een reguliere inrichting. Klager is met dit advies akkoord gegaan. De selectiefunctionaris heeft daarop een besluit genomen, waartegen klager in beroep had kunnen gaan. Later heeft klager alsnog verzocht tot overplaatsing naar de p.i. Zwolle, maar dit verzoek heeft hij ook weer ingetrokken.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b.: Klager is in het basisprogramma geplaatst zoals is aangegeven in het selectieadvies waarmee klager akkoord is gegaan. Dit betreft geen degradatie, nu gedetineerden in het PPC zijn uitgesloten van promotie, dus klager ook niet in het plusprogramma verbleef.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder c.: Klagers casemanagers hebben diverse gesprekken met klager gevoerd over zijn fasering. Klager kwam daarvoor wel in aanmerking, maar niet onmiddellijk.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt.

Uit het beroepschrift begrijpt de beroepscommissie dat klagers klacht betrekking heeft op het niet vermelden van klagers voorkeur voor de p.i. Zwolle in het selectieadvies van

26 april 2017. Op basis van dit advies is klager vanuit het PPC Vught in de gevangenis van de p.i. Vught geplaatst, terwijl klager in de p.i. Zwolle geplaatst had willen worden.

Tegen de inhoud van een selectieadvies van de directeur staat geen beklag op grond van artikel 60, eerst lid, van de Pbw open. Voor zover er bezwaren zijn tegen de inhoud van het selectieadvies van de directeur, kunnen die bezwaren in het kader van de bezwaarschriftprocedure tegen de selectiebeslissing dan wel in het kader van de behandeling van het tegen de beslissing op het bezwaarschrift ingestelde beroep naar voren worden gebracht. De beroepscommissie zal het beroep derhalve in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met aanvulling van de gronden.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.

Klager stelt dat hij bij zijn plaatsing vanuit het PPC – waar een systeem van promoveren en degraderen niet aan de orde is – direct in het plusregime geplaatst had moeten worden.

De beroepscommissie acht plaatsing in het basisregime vanuit het PPC niet onredelijk, nu in het selectieadvies de plaatsing in het basisregime wordt aangegeven. Gelet evenwel op het gegeven dat klager al sinds 2005 in detentie verblijft, en dus ook eerder onder een regime van DBT heeft doorgebracht, had het op de weg van de directeur gelegen nadere informatie in te winnen over klagers gedrag voorafgaand aan zijn plaatsing binnen zijn inrichting om te kunnen vaststellen of verblijf in het basisregime, gelet op het aan de plaatsing voorafgaande gedrag van klager, gepast zou zijn. Binnen een week had deze informatie de directeur ter beschikking kunnen staan, op grond van welke informatie hij een nieuwe beslissing had kunnen nemen. Nu dit niet is geschied, moet het verblijf langer dan een week in het basisregime als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt..

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager een tegemoetkoming toekennen van € 50,=.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie als volgt.

De directeur is verantwoordelijk voor de werkzaamheden van de casemanager, zodat het handelen van de casemanager aan de directeur is toe te rekenen. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter daarom in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvangen in zijn beklag.

De beroepscommissie begrijpt klagers klacht zo dat zijn casemanager zich onvoldoende inspant om klagers detentiefasering in gang te zetten. Dit blijkt echter niet uit hetgeen klager in beklag en beroep naar voren brengt. Niet is gebleken dat een incompleet D&R-plan het gevolg is van het nalaten van klagers casemanager. De casemanager is niet verantwoordelijk voor wat in het selectieadvies is opgenomen met betrekking tot klagers plaatsing in het PPC. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat klagers casemanager zijn rapportage niet heeft besproken in het MDO. Uit de inlichtingen van de directeur blijkt juist dat klager wel in aanmerking wordt gebracht voor detentiefasering, zij het – destijds – niet onmiddellijk. De beroepscommissie zal het beklag daarom ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspaak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag gegrond.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake het beklag als vermeld onder c., verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart het beklag ongegrond.

De beroepscommissie bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,= inzake het beklag als vermeld onder b.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 10 oktober 2017.

 

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven