Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2820/GV, 10 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/2820/GV

 

betreft: […]      datum: 10 oktober 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Meeuwsen, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 augustus 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

 

2.         De standpunten

Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft op 24 april 2017 de medische dienst in de inrichting bezocht met klachten aan zijn enkel. Klager kreeg een steunkous, maar bleef pijn ondervinden. Op 15 mei 2017 heeft onderzoek plaatsgevonden in het ziekenhuis, waaruit bleek dat klager een gescheurde achillespees had. De inrichting heeft daarop niets ondernomen, terwijl klager expliciet heeft aangegeven dat behandeling noodzakelijk was en hij al weken met pijn rondliep. Op 17 mei 2017 is klager weer naar het ziekenhuis gebracht en op 24 mei 2017 is hij uiteindelijk geopereerd. Op 25 mei 2017 is klager vanwege de aanzienlijke pijn door een arts buiten de inrichting onderzocht. Deze arts verhoogde de medicatie en gaf aan dat klager met zijn been omhoog rust zou moeten nemen. Op 26 mei 2017 geeft de inrichtingsarts echter aan dat de hoeveelheid medicatie te hoog is en dat klager meer zou moeten bewegen. De artsen spreken elkaar dus kennelijk tegen. Klager is vervolgens pas op 4 augustus 2017 door een fysiotherapeut gezien. Deze gaf klager twee oefeningen mee zonder nader onderzoek te doen. Op 9 augustus 2017 wordt klager door een arts buiten de inrichting gezien, die constateert dat er geen rek in klagers achillespees zit en klager doorstuurt naar het ziekenhuis voor controle. Deze controle heeft nog steeds niet plaatsgevonden. Op 11 augustus 2017 ziet de fysiotherapeut klager nogmaals, wederom zonder hem te behandelen. De medische dienst heeft fouten gemaakt met de medicatie en heeft klagers gezondheid onvoldoende gecontroleerd, zo hadden klagers temperatuur en hartslag volgens het ziekenhuis regelmatig gecontroleerd moeten worden terwijl dit niet is gebeurd. Buiten detentie zou klager driemaal per week naar de fysiotherapeut kunnen. Gelet op al het voorgaande moet worden geconcludeerd dat klager in de inrichting niet de medische zorg ontvangt die hij zou moeten ontvangen. Klager heeft wel toestemming gegeven tot inzage in zijn medisch dossier, maar de medische dienst stuurt deze verklaring niet door. Er is geen sprake van een recidiverisico, nu klager niet eens in staat is om te lopen. Klager staat open voor iedere vorm van strafonderbreking, ook met elektronisch toezicht. Klager heeft eveneens een klacht ingediend tegen de zorgverlening door medische dienst.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het advies van de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid & Justitie (hierna: de Medisch Adviseur) komt naar voren dat revalidatie ook binnen de inrichting kan plaatsvinden. Klager staat geregistreerd als veelpleger en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Klager volgt het aangeboden dagprogramma en heeft diverse hulpmiddelen tot zijn beschikking.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De vrijhedencommissie van de locatie De Schie te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder verwijzing naar de adviezen van het Openbaar Ministerie en de Medisch Adviseur.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat de inrichtingsarts niet heeft bevestigd dat strafonderbreking medisch geïndiceerd is. Overigens staat klager geregistreerd als veelpleger en blijkt uit het reclasseringsadvies van 14 februari 2017 dat klager onvoldoende meewerkt aan begeleiding en behandeling, waardoor het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.

De Medisch Adviseur heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat revalidatie ook binnen de inrichting kan plaatsvinden. Klager is eind mei 2017 geopereerd en hij heeft tot 27 juni 2017 in het gips heeft gezeten. Momenteel oefent hij onder begeleiding van de fysiotherapeut. Uit niets blijkt dat de zorg vanuit de inrichting niet toereikend is.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

 

3.         De beoordeling

Klager is preventief gehecht in verband met gekwalificeerde diefstal.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek tot strafonderbreking. Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

De beroepscommissie merkt allereerst op dat indien een gedetineerde wenst te klagen over de medische zorg in de inrichting hij zijn klacht eerst kenbaar dient te maken bij de medische dienst. Indien dit niet tot een bevredigende oplossing leidt kan de gedetineerde een verzoek doen aan de Medisch Adviseur om te bemiddelen. Mocht dit evenmin tot een aanvaardbare oplossing leiden dan kan beroep worden ingesteld bij de beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel. De beroepscommissie is bekend met het feit dat klager een dergelijke procedure inmiddels voert, met het kenmerk 17/3074/GM.

Eventuele klachten over de (niet-)verleende medische zorg maken echter niet dat binnen de inrichting ook onvoldoende medische zorg aanwezig is. Uit de stukken blijkt dat de Medisch Adviseur op 1 augustus 2017 heeft aangegeven dat er binnen de inrichting wel voldoende medische zorg aanwezig is voor klager om te revalideren. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken dat de Staatssecretaris niet van het advies van de Medisch Adviseur heeft mogen uitgaan. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

P. de Vries, secretaris, op 10 oktober 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven