nummer: 16/2426/GV
betreft: [...] datum: 1 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 juli 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. R.B.M. Poppelaars om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft een hechte familieband en zijn zus heeft speciaal hem als getuige gevraagd voor haar huwelijk. Niet valt in te zien waarom klager een gevaar vormt voor de maatschappij, nu het door hem
gepleegde
delict geen ernstig misdrijf betreft waarbij slachtoffers zijn gemaakt.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Een huwelijk van een zus valt niet binnen de opsomming van omstandigheden in artikel 23 en 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Niet
is
gebleken van feiten en omstandigheden die een uitzondering hierop rechtvaardigen. Het huwelijk is weliswaar een gebeurtenis in de persoonlijke levenssfeer, maar de noodzaak hierbij aanwezig te zijn ontbreekt. Hierbij zijn de delicten waarvoor klager is
veroordeeld meegewogen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie van de penitentiaire inrichting Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat niet aan de voorwaarden van de Regeling is voldaan.
Het Openbaar Ministerie en de politie is niet om advies gevraagd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat na een WETS-procedure (strafoverdracht binnen de EU) een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en opzettelijk handelen in strijd met de
Opiumwet. Aansluitend dient hij zeven dagen vervangende hechtenis te ondergaan op grond van de Lex Mulder. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 19 april 2021.
Ingevolge artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling zijn de gronden
opgenomen waarvoor strafonderbreking kan worden verleend.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking om het huwelijk van zijn zus op 22 december 2016 bij te wonen.
Het huwelijk van klagers zus is een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. De beroepscommissie begrijpt de wens van klager om hierbij aanwezig te zijn, maar is van oordeel dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel
34
van de Regeling. Gelet hierop kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 1 augustus 2016.
secretaris voorzitter