Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1822/GM, 17 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1822/GM

 

betreft: [klager]            datum: 17 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 mei 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 29 augustus 2017, gehouden in de p.i. Vught te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught is niet ter zitting verschenen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 januari 2017, betreft het wijzigen van klagers medicatie.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Bij binnenkomst in de inrichting op 28 december 2016 heeft klager een gesprek gehad met een verpleegkundige over de medicatietijden. De psychiater van unit 7 heeft de medische dienst telefonisch opdracht gegeven de medicatietijden te wijzigen van 5 naar 4 uitgiftes per dag. Klager kreeg zijn medicatie om 8.00 uur, 10.30 uur, 13.30 uur, 16.30 uur, en voor de nacht seroquel. De uitgiftetijden werden 8.00 uur, 12.00 uur, 17.00 uur en 21.00 uur. De psychiater, die klager nooit heeft gezien, heeft onderdelen van klagers medicatie (oxazepam en temazepam) eraf gehaald en het moment van inname van de avond verplaatst naar de ochtend. Klager heeft ADHD. Klager kreeg door de wijzigingen hartkloppingen en werd ziek van de uitgereikte methylfenidaat. Klager kan alleen de medicatie van Pharmachemie verdragen. Door de medicatiewijziging wordt klager agressief en chaotisch, hij is dan ‘niet te houden’. Klager werd daarna op eigen verzoek geplaatst op de BPG; klager kent de psychiater aldaar. Hij moest echter een week wachten voordat hij hem te spreken kreeg. In de tussentijd hielden de klachten aan. Na het gesprek werd de wijziging teruggedraaid en kreeg klager de goede methylfenidaat uitgereikt. Klager meent dat de plaatsing op de BPG niet nodig was geweest. In de tussentijd is klagers oma overleden. Klager wil een financiële genoegdoening voor de pijn die dit alles heeft opgeleverd, of een overplaatsing naar een andere p.i. Klager ontkent dat hem bij binnenkomst is verteld wat de veranderingen in de medicatietijden zijn; dat is pas een dag later geweest. Binnen detentie bestaat geen afspraak de methylfenidaat om te zetten naar een langwerkend medicijn. De uitgiftetijden kloppen niet.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager is geadviseerd om met betrekking tot zijn klacht in gesprek te gaan met de huidig behandelend psycholoog en psychiater. Klager is nu redelijk goed ingesteld op medicatie en voldoende onder de aandacht van het PMO.

 

3.         De beoordeling

Op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, stelt de beroepscommissie vast dat kort na binnenkomst in de inrichting het medicatiebeleid van klager is gewijzigd. De uitgiftetijden zijn aangepast en andere medicatie is afgebouwd. De beroepscommissie acht het in beginsel toegestaan dat de voorschrijvende arts wijzigingen aanbrengt in de medicatie zonder betrokkene te zien. Omtrent de afbouw van oxazepam is de beroepscommissie echter van oordeel dat de zorgvuldigheid vereist dat klager hierover uitleg krijgt van de behandelend arts. Uit het medisch dossier is niet gebleken dat dit is gebeurd. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 25,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Vught toekomende tegemoetkoming op € 25,-.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Kokee, secretaris, op 17 oktober 2017

 

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven