Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2469/GV, 1 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2469/GV

betreft: [klager] datum: 1 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 juli 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de op 15 juni 2016 ten aanzien van klager verleende toestemming voor (verlenging van de reeds aan hem verleende) strafonderbreking ingetrokken.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 18 maart 2016 is aan klager strafonderbreking verleend omdat hij (wederom) is gediagnosticeerd met Hodgkin lymfoom stadium IV, B Unfavorable, IPS3, waarvoor hij een zware
behandeling dient te ondergaan. Deze behandeling zal minimaal een half jaar duren en bestaan uit chemotherapie, waarvoor klager iedere drie weken drie tot vier dagen aaneengesloten opgenomen zal worden, en een stamceltransplantatie. In klagers
privésituatie heeft zich sinds de strafonderbreking op 18 maart 2016 een aantal heftige situaties voorgedaan. Per 15 juni 2016 is de strafonderbreking met 90 dagen verlengd. De Staatssecretaris heeft echter bij beslissing van 12 juli 2016 de
strafonderbreking ingetrokken, omdat volgens de Staatssecretaris geen grond voor strafonderbreking (meer) zou bestaan. Klager zou niet op afspraken bij ziekenhuis Rijnstate zijn verschenen. Daarnaast zou uit informatie van de inrichting zijn gebleken
dat klager zijn partner zou hebben mishandeld en bedreigd. Klager betwist dit. Hij is thans onder behandeling en zijn partner heeft geen aangifte gedaan. Klager is dan ook van mening dat de gronden waarop de beslissing is gebaseerd niet correct zijn en
de beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Bovendien is klager van mening dat de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. De medische (nood)situatie van
klager blijft thans aanwezig.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Op 12 juli 2016 berichtte de p.i. Arnhem dat vrouwenopvang Moviera gemeld had dat klagers partner en hun pasgeboren kind in de vrouwenopvang verbleven
omdat klager zijn partner meerdere malen mishandeld en bedreigd zou hebben. Klagers partner zou geen aangifte tegen klager hebben gedaan uit angst voor represailles. Ook zou klager, volgens zijn partner, zijn behandelingen niet meer ondergaan. De
inrichting heeft de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie (de medisch adviseur) verzocht de informatie ten aanzien van de behandelingen te toetsten. De medisch adviseur heeft na onderzoek vastgesteld dat klager op 21 juni 2016,
28 juni 2016 en 5 juli 2016 niet is verschenen op afspraken voor het ondergaan van behandelingen. De directeur van de p.i. Arnhem heeft op grond hiervan verzocht de aan klager verleende strafonderbreking in te trekken. Nu klager de behandelingen
waarvoor de strafonderbreking was bedoeld niet heeft ondergaan en op grond van de informatie van de vrouwenopvang vraagtekens worden gezet bij het gedrag van klager, heeft de Staatssecretaris gemeend de strafonderbreking in te moeten trekken. Klager
heeft zich aangemeld voor het ondergaan van zijn eerste chemokuur op 18 juli 2016. De directeur van de p.i. Arnhem zal ervoor zorgen dat klager deze behandeling kan ondergaan. De noodzakelijke medische zorg zal vanuit de inrichting worden verzorgd,
waaronder de bezoeken aan het ziekenhuis.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek, wegens het opzettelijk handelen in strijd met de artikelen 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. De vroegst mogelijke v.i. datum is thans gesteld op 30 september 2016. Aansluitend
dient hij respectievelijk 60 en 90 dagen gevangenisstraf te ondergaan in verband met de herroeping van voorwaardelijke invrijheidstellingen, respectievelijk 56 en 15 dagen vervangende hechtenis en 5 dagen subsidiaire hechtenis.

Bij beslissing van 15 juni 2016 heeft de Staatssecretaris de reeds aan klager verleende strafonderbreking met 90 dagen verlengd vanwege klagers ziekte. Uit het door de Staatssecretaris overgelegde e-mailbericht van klagers casemanager bij de p.i.
Arnhem
van 12 juli 2016 volgt dat vrouwenopvang Moviera de p.i. Arnhem heeft bericht dat klagers partner samen met hun kind in de vrouwenopvang verblijft, omdat zij meerdere malen door klager zou zijn mishandeld en bedreigd. Ook gaf klagers partner aan dat
klager zijn behandelingen niet meer zou ondergaan. De casemanager heeft hierop navraag gedaan bij de medisch adviseur die een onderzoek heeft ingesteld en heeft bevestigd dat klager op 21 juni 2016, 28 juni 2016 en op 5 juli 2016 niet op zijn afspraak
voor het ondergaan van een chemokuur is verschenen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet gebleken dat niet van voormelde informatie kan worden uitgegaan. Nu de strafonderbreking was verleend in verband met de behandeling van klagers ziekte
en klager niet op afspraken voor chemokuren is verschenen, is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot intrekking van de strafonderbreking. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 augustus 2016

secretaris voorzitter

Naar boven