Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2141/GA, 10 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2141/GA

betreft: [klager] datum: 10 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 26 augustus 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen a/d Rijn te Alphen a/d Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2002, gehouden in de locatie Alphen a/d Rijn, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur van voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen waarvan zeven dagen voorwaardelijk, omdat klager verbaal agressief tegen een personeelslid is geweest en tegen de deur heeftgeschopt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er zijn een paar punten in het rapport die niet kloppen, maar op basis daarvan is wel de straf van veertien dagen strafcel opgelegd. Deze punten betreffen het bonken op de deur en het geweld dat ik zogenaamd wilde aanwenden richtinghet personeel. Het is niet waar dat medegedetineerden mij hebben vastgehouden. Na het incident zei een medegedetineerde tegen mij „joh, doe rustig“, dat is alles. Ik ben meteen in bewaardersarrest gezet en heb geen contact meergehad met medegedetineerden. Waarom zijn de andere bij het incident aanwezige gedetineerden niet ondervraagd? Ik had dit al aangegeven bij de afhandeling van het rapport. Toen ik het rapport kreeg aangezegd zei ik „wat ga je doendan, kom maar op met je rapport“. Ik begrijp dat dit bedreigend kan overkomen. Het bonken op de deur kunnen ze niet gehoord of gezien hebben, het zijn zeer dikke ijzeren deuren. Ik denk dat ik zo explosief heb gereageerd als gevolgvan opgebouwde frustatie. Ik ben Hindoestaan en eet geen varkensvlees. Het is zeer moeilijk geweest om eten te krijgen. Ik heb in een maand tijd welgeteld vijfmaal warm eten gekregen. De betreffende penitentiair inrichtingswerker(piw’er) was van die afdeling waar het mis was gegaan.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik ben bij de desbetreffende piw’er nog nagegaan wat er is gebeurd. Klager is bedreigend overgekomen en er is assistentie ingeroepen. Klager moest worden tegengehouden door anderen. Die piw’er schrijft bijna geen rapporten en is aljaren in dienst, dan moet er echt wat aan de hand zijn geweest. Het uitgangspunt is dat gelijke gevallen, gelijk worden behandeld. Er is echter geen standaard voor de op te leggen straf. Gelet op de dreigende houding van klager enhet feit dat hij moest worden vastgehouden, is hem plaatsing in de strafcel in plaats van de eigen cel opgelegd. Als het vasthouden wegvalt, zou mogelijk dezelfde straf op eigen cel zijn opgelegd. Ik hecht niet veel waarde aaninformatie van andere gedetineerden; je weet niet wat hun relatie is met klager. Ik had geen reden te twijfelen aan de inhoud van het rapport.

3. De beoordeling
Vast staat, mede gelet op de erkenning van het strafwaardige gedrag door klager, dat er voldoende aanleiding was om disciplinair op te treden. Klagers stelling dat zijn strafwaardig gedrag niet van een zodanige ernst was dat dit eendisciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel waarvan een gedeelte van zeven dagen voorwaardelijk rechtvaardigt, faalt. Aannemelijk is dat klager tegen een deur heeft geschopt, tegen het personeel heeftgescholden en een dreigende houding tegen het personeel heeft aangenomen. Die gedragingen maken in onderling verband en samenhang dat de beslissing om voormelde straf op te leggen bij afweging van alle in aanmerking komende belangenniet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat de straf ten opzichte van soortgelijke gevallen onevenredig zwaar is. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. drs. A. Rook en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven