Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1658/GA, 29 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1658/GA

betreft: [...] datum: 29 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Wijnmalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Dordrecht in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 13 juli 2015 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie is aan meerdere standpunten van klager voorbij gegaan, heeft klager onvoldoende en niet tijdig geïnformeerd en heeft de voortgang
van de procedure onvoldoende bewaakt, nu aan klager pas na maanden het dossier is gezonden. Voorts heeft klager geen verslag van de zitting op 30 september 2015 ontvangen. Pas ter zitting heeft klager kennisgenomen van het verweerschrift van de
directeur.
Betwist wordt dat de directeur voor de beoordeling van de aanvraag vier tot zes weken tijd nodig heeft. Het negatieve advies van de politie ziet niet op het verlofadres en is onvoldoende recent, zodat de directeur meer onderzoek had moeten doen naar
wijzigingen in de situatie. Voorts is het feit dat klager is gepromoveerd ten onrechte niet meegewogen bij de belangenafweging.
Dat klager later weer een verlofaanvraag heeft ingediend die wel is toegewezen, is voor deze zaak niet van belang.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres omdat klager steeds weer terugvalt in oude ongewenste gewoontes, waaronder het plegen van strafbare feiten zoals diefstal. De bewoonster van het opgegeven verlofadres, klagers
vriendin, heeft meermalen gezegd niets meer met klager te maken willen hebben. Uit telefonisch contact is evenwel gebleken dat klagers vriendin het niet eens is met het negatieve advies van de politie.

3. De beoordeling
In het kader van de beroepsprocedure zijn alle onderliggende stukken aan klager en zijn raadsman verstrekt. Op hetgeen klager heeft aangevoerd over het voorbijgaan aan zijn standpunten, wordt niet ingegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde
wordt beoordeeld. Voor zover in beroep wordt geklaagd over de termijnen voordat op klagers beklag door de beklagcommissie is beslist, wordt opgemerkt dat het wenselijk is dat zo spoedig mogelijk op een beklag wordt beslist, maar dat de wet, indien dit
niet geschiedt, hier geen gevolgen aan verbindt.

Klager is momenteel preventief gehecht. De fictieve einddatum van klager is thans bepaald op 6 oktober 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag.

Uit de reactie van de directeur op het beklag komt naar voren dat klagers verlofaanvraag in lijn met het sanctiekader Drugsontmoedigingsbeleid is afgewezen na meerdere bestraffingen voor drugsgebruik binnen drie maanden.

De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze ten tijde van de bestreden beslissing een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigden. Derhalve kan de beslissing van
de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c en j van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 29 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven