Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4308/GA, 11 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4308/GA

betreft: [klager] datum: 11 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 december 2015 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens verbaal agressief gedrag jegens een personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager ontkent het betreffende personeelslid te hebben beledigd. Klager weet nog dat een en ander op zaterdag heeft plaatsgevonden. De daaropvolgende maandag werd klager bij de directeur geroepen om een verslag af te handelen. Klager begreep een en
ander niet. Hij wist niet dat hem verslag was aangezegd. Klager heeft op zich geen goede reputatie in de inrichting. Hij gaat vaak in beklag en neemt geen onzin aan van het personeel. Hij zegt wat hij vindt van de gang van zaken. In dit geval was de
aanleiding dat klager gevraagd had om zijn melk in de koelkast op de afdeling te mogen plaatsen. Dat mocht niet van de betreffende bewaarder. Klager heeft daar iets van gezegd, met name dat hij kennelijk de enige bewaarder was van wie dit niet mocht.
Daarna is hem géén verslag aangezegd. Hij heeft vervolgens aan alle programmaonderdelen meegedaan en is niet ingesloten. Na de afhandeling van het verslag is klager ingesloten. Klager is van mening dat die strafoplegging niet terecht was. Dat geldt
temeer nu er fouten zijn gemaakt. Klager kreeg toen al te horen dat hij lager werd gestraft omdat er zoveel tijd was verstreken. Klager heeft wel vaker problemen gehad in de inrichting. Klager heeft gedurende 31 maanden op de BPG (afdeling voor
beheersproblematische gedetineerden) verbleven. Vervolgens werd hij overgeplaatst naar de locatie De Schie, waar hij na drie maanden naar een normaal regime mocht.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd. Hij heeft daaraan nog toegevoegd dat er geen aanleiding is voor de aanname dat het personeel in een verslag als het onderhavige zou liegen over de feiten.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 50, tweede lid van de Pbw, dient de directeur zo spoedig mogelijk over de oplegging van een disciplinaire straf te beslissing nadat hem verslag is gedaan. De zorgvuldigheid vereist dat die afhandeling binnen 24 uur
na het aanzeggen van het verslag geschiedt. Van die termijn kan alleen worden afgeweken indien daarvoor goede gronden zijn.

De betreffende medewerker heeft, zo kan worden afgeleid uit het verslag, op 24 januari 2016 omstreeks 09.00 uur besloten tot het opmaken van een verslag. De beroepscommissie acht aannemelijk dat dit verslag, hoewel dit door klager wordt bestreden, aan
klager is aangezegd. Op 26 januari omstreeks 13.30 uur is dat verslag vervolgens door de directeur afgehandeld en is aan klager de onderhavige disciplinaire straf opgelegd. Gelet daarop heeft er een termijn van ongeveer 52 uur gelegen tussen het moment
van aanzeggen van het verslag en de afhandeling daarvan. Nu bijzondere omstandigheden waardoor een afwijking van de gangbare termijn van 24 uur aangevoerd niet aannemelijk zijn geworden, kan niet worden gezegd dat de directeur zo spoedig mogelijk heeft
beslist.

De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van het verslag en acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming omdat klager geen nadeel heeft ondervonden van het hiervoor genoemde
tijdsverloop.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Plaisier MSc en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven