Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1514/GB, 19 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1514/GB

Betreft: [klager] datum: 19 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een gestapeld traject afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 15 mei 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat zijn verzoek enkel wordt afgewezen omdat het Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd heeft tegen elke vorm van verlof. Alleen het OM is van oordeel dat klager een locatieverbod voor Arnhem dient te krijgen, terwijl de familie van
het slachtoffer niet eens woonachtig of werkzaam is in Arnhem. Klager vindt het dan ook niet redelijk om Arnhem onder het locatieverbod te laten vallen, alleen omdat Arnhem een regiofunctie heeft waardoor confrontatie volgens het OM niet valt uit te
sluiten. Daarnaast heeft klager zijn sociale leven in Arnhem. Bovendien acht de reclassering een locatieverbod voor Arnhem niet nodig, ondanks de wens van het OM. De reclassering stelt dat ‘een penitentiair programma waarbij klager – zoals het er nu
naar uitziet – zal gaan wonen bij zijn zus en werken bij een autoverhuurbedrijf, een goede manier voor hem is geleidelijk en begeleid terug te keren in de maatschappij en te resocialiseren’. Bovendien is het verlofadres goedgekeurd door de politie.
Voorts heeft klager een groot belang bij een geleidelijke terugkeer in de maatschappij, aangezien hij veroordeeld is tot een langdurige gevangenisstraf.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 21 maart 2016 heeft de Advocaat-Generaal (A-G) van het ressortsparket te Arnhem aangegeven bezwaar te hebben tegen detentiefasering van klager. Klagers verlofadres in Arnhem is voor het ressortsparket niet aanvaardbaar, omdat er sprake is van een
risico op ongewenste confrontatie met de nabestaanden van het slachtoffer in klagers strafzaak. Arnhem heeft voor de omliggende plaatsen, zoals Velp en Duiven, een regiofunctie. Een enkel locatieverbod voor Velp en Duiven sluit om die reden een
confrontatie met relaties en nabestaanden van het slachtoffer uit klagers strafzaak niet uit. Derhalve wordt tevens een locatieverbod voor Arnhem geïndiceerd geacht. Daarnaast wordt aangegeven dat een resocialisatietraject op dit moment te vroeg wordt
geacht, gelet op klagers houding, het hoge recidiverisico en de gevoelens van de nabestaanden.

Voorts heeft de directeur van de p.i. Achterhoek in het selectieadvies van 22 april 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek, gelet op voornoemd advies van het ressortsparket te Arnhem. De reclassering heeft op 18 maart 2016 positief
geadviseerd, maar acht een locatieverbod voor Velp en Duiven geïndiceerd. Nu klager niet over een aanvaardbaar verlofadres beschikt, voldoet hij niet aan het objectieve criterium ex artikel 2, eerste lid, onder d, van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden (de Regeling). Detentiefasering van klager is derhalve niet aan de orde. Bovendien is uit recente informatie van de p.i. Achterhoek gebleken dat klager op 26 mei 2016 is teruggeplaatst in het basisprogramma, omdat hij
fraude probeerde te plegen bij een urinecontrole. Gelet hierop voldoet klager tevens niet aan het objectieve criterium dat hij gepromoveerd dient te zijn ingevolge artikel 2, eerste lid, onder f, van de Regeling. Gelet op het voorgaande bestaat er geen
vertrouwen in een goede afloop van een gestapeld detentietraject.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek zijn diverse adviezen uitgebracht.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Klagers verlofadres bevindt zich in Arnhem en is derhalve niet aanvaardbaar nu een locatieverbod voor Velp, Duiven en Arnhem geïndiceerd wordt geacht. Daarnaast zijn klagers houding,
het
recidiverisico en de gevoelens van de nabestaanden in aanmerking genomen.

De directeur van de p.i. Achterhoek heeft in het selectieadvies van 22 april 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Hierbij is het negatieve advies van het OM in aanmerking genomen.

De reclassering heeft op 18 maart 2016 positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Zij acht een locatieverbod voor Velp en Duiven geïndiceerd. Daarnaast worden bijzondere voorwaarden als een meldplicht en een locatiegebod geadviseerd.

De politie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het door klager opgegeven verlofadres.

4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling, kunnen in zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van
tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben
doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd
(wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617). In artikel 2, derde lid, van de Regeling is bepaald dat tevens voor plaatsing in een z.b.b.i. in aanmerking kunnen komen gedetineerden ten aanzien van wie een door de
selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is. Het verblijf in de z.b.b.i. direct voorafgaande aan de plaatsing in het p.p. duurt maximaal zes maanden.

4.2. Uit de aanvullende informatie van de p.i. Leeuwarden van 15 juni 2016 blijkt dat klager per 26 mei 2016 in het basisprogramma is teruggeplaatst. Gelet op het voorgaande voldoet klager niet langer aan het criterium zoals omschreven in artikel 2,
eerste lid, onder f, van de Regeling.

4.3. Overigens is niet gebleken dat klager reeds eerder met goed gevolg vrijheden heeft genoten. Voorts acht de beroepscommissie een locatieverbod voor de stad Arnhem, gezien de daarbij genoemde argumentatie, niet onredelijk.

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan gelet op het voorgaande dan ook, ondanks de positieve adviezen van de reclassering en de politie, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 19 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven