Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/2765/TB (eindbeslissing), 5 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/2765/TB (eindbeslissing)

betreft: [klager] datum: 5 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 17 augustus 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Op verzoek van klagers raadsman is [...], behandelcoördinator bij de Pompestichting locatie Vught, gehoord als getuige-deskundige. Het verzoek van klagers raadsman om tevens twee externe rapporteurs, psychiater M. en psycholoog S., als
getuige-deskundigen
ter zitting te horen is door de beroepscommissie afgewezen.

Bij uitspraak van 15 december 2015, 15/2765/TB (tussenbeslissing), aangehecht, heeft de beroepscommissie beslist tot aanhouding van de behandeling van het beroep en beslist dat de behandeling van het beroep ter zitting van 24 mei 2016 zal worden
hervat.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 mei 2016, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma en namens de Staatssecretaris mevrouw [...]. Als toehoorder was aanwezig [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Pompestichting (hierna: de Pompestichting), hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde
longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 10 december 1999 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 30 oktober 2000 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag. Op 14 oktober 2009 is klager geplaatst in de
longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. Op 30 maart 2012 respectievelijk 2 april 2013 is beslist tot voortzetting van klagers verblijf aldaar. De daartegen ingediende beroepen zijn ongegrond verklaard bij RSJ 17 augustus 2012, 12/1170/TB,
respectievelijk RSJ 2 september 2013, 13/1183/TB.
Op 25 augustus 2014 heeft de Pompestichting de Staatssecretaris geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven.
Op 12 december 2014 en 17 december 2014 zijn door psychiater M. respectievelijk psycholoog S. pro justitia rapportages uitgebracht, inhoudende een advies tot opheffing van de longstaystatus van klager en bij voorkeur het toepassen van een inhoudelijke
behandeling in de Pompestichting.
In een reactie daarop van 14 januari 2015 heeft de Pompestichting aangegeven te betwijfelen of de door de rapporteurs M. en S. mogelijk geachte behandeling kans van slagen heeft en meer te zien in een het verder vorm geven aan een traject in de locatie
Zeeland, waaraan klager niet wenst mee te werken; verder is aangegeven dat de Pompestichting niet principieel tegen opheffing van de longstay-status is, maar dat dan goed gekeken moet worden of klager naar een longcare voorziening of een
behandelinrichting kan gaan.
Vervolgens is klager op 5 maart 2015 door de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (Lap) gezien en is op 5 maart 2015 door de Lap geadviseerd tot opheffing van klagers longstaystatus met de bedoeling dat met klager vanuit een
instelling als Het Kempehuis aan een resocialisatietraject wordt gewerkt.
De Staatssecretaris heeft op 17 augustus 2015 beslist klagers verblijf in de longstay- voorziening voort te zetten.
In het verlengingsadvies van 10 augustus 2015 heeft de Pompestichting gemeld dat het behandelteam meent dat klager nog baat heeft bij een verblijf in de longstay en op langere termijn zou kunnen uitstromen naar een longcarevoorziening.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep toegelicht als weergegeven in de tussenbeslissing van 15 december 2015.
Voorts is door en namens klager het volgende – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht. Klager heeft eind januari 2016 twee keer tussen 18.00 en 19.30 uur de longcarevoorziening van de Pompestichting in Nijmegen bezocht. Dit is hem goed bevallen.
Hij
heeft tijdens het eerste bezoek met een aantal medepatiënten gesproken. Tijdens het tweede bezoek heeft hij minder gepraat met medepatiënten, omdat zij hun eigen programma volgen en hun eigen gang gaan. Klager kreeg de indruk dat de verpleegden op de
longcarevoorziening in Nijmegen heel zelfstandig functioneren. Dat doet klager nu ook. Klager heeft na afloop van de bezoeken alleen gesproken met zijn raadsman en drs. B (manager patiëntenzorg bij de Pompestichting). Hij heeft niet met zijn
behandelaar
gesproken.
Klager wil niet worden overgeplaatst naar de locatie Zeeland van de Pompestichting. Het lijkt hem verschrikkelijk daar te moeten leven. Klager heeft in FPC dr. S. van Mesdag vijf jaar lang zonder incidenten begeleid verlof genoten. In de
longstayvoorziening gaat alles moeizaam en komt klager niet vooruit. Hij was bezig met een traject, maar dingen worden steeds gestopt en niet meer opgepakt. Hij heeft geen verlof. Klager is bereid een behandelrelatie aan te gaan. Soms worden dingen
besproken die lastig zijn, maar hij is het gesprek nooit uit de weg gegaan. Ook is klager van mening dat hij geen moeite heeft met het nakomen van afspraken. Hij stelt geen hoge eisen, hij wil gewoon verder leven.
Nu de Pompestichting geen principieel tegenstander is van opheffing van de longstay-status en de Lap en de externe deskundigen adviseren tot opheffing van de longstaystatus is klager van mening dat zijn longstaystatus kan worden opgeheven. De
toelichting van het advies van de Pompestichting is niet heel anders dan dat van het advies van de Lap; echter de Lap concludeert tot opheffing van de longstaystatus. De Lap heeft hier ook bij betrokken dat sprake is van een discrepantie tussen klagers
gedrag en zijn verbale bereidheid tot verandering. Uit het advies van de Lap blijkt verder ook dat klager de afgelopen tijd een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Klager erkent zijn pedoseksuele geaardheid. Voorts is van belang dat klager meer
de
samenwerking met het behandelteam zoekt. Door de externe rapporteurs wordt ruimte voor behandeling van klager gezien.
De beslissing van de Staatssecretaris heeft lang op zich laten wachten. Inmiddels is een hoop tijd verstreken. Onbekend is wat het standpunt van de Pompestichting op dit moment is. Klagers raadsman had verwacht dat de Pompestichting de beroepscommissie
hier over schriftelijk zou hebben ingelicht. Het beroep tegen de verlenging van de tbs-maatregel loopt op dit moment. De longstayvoorziening van de Pompestichting in Vught zal binnenkort haar deuren sluiten. Mocht klager dan in de locatie Zeeland
worden
geplaatst, dan verzoekt hij de beroepscommissie (subsidiair) te bepalen dat na een jaar een hertoetsing zal plaatsvinden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het standpunt naar voren gebracht als weergegeven in de tussenbeslissing van 15 december 2015 en dat hier als ingelast wordt beschouwd.
Voorts is namens de Staatssecretaris het volgende – zakelijk weergegeven – naar voren gebracht. De Staatssecretaris heeft informatie ingewonnen bij de Pompestichting over het verloop van klagers bezoeken aan de longcarevoorziening in Nijmegen. Klager
heeft zich tijdens het eerste bezoek observerend opgesteld. Hij heeft wel contact gehad met medepatiënten en hen bevraagd. Tijdens het tweede bezoek heeft klager weinig initiatief getoond in het zoeken van contact met medepatiënten en het personeel.
De Pompestichting ziet geen inzicht bij klager. Klager stelt alleen dat hij uit de longstay wil worden geplaatst en dat hij daarbij geen problemen voorziet. De Pompestichting acht dit een brug te ver en adviseert een geleidelijk traject. De
Pompestichting wil in overleg met klager de stappen in het kader van zijn resocialisatie bespreken en wil dat klager zich openstelt voor het bespreken van voorwaarden waarbinnen een dergelijk traject kan worden vormgegeven. De Pompestichting ziet bij
klager echter geen bereidheid daartoe. Klager luistert wel naar wat wordt gezegd, maar doet daar niets mee. Voorts is de Staatssecretaris van mening dat de positieve ontwikkelingen die worden gesignaleerd dienen te worden geplaatst binnen de
behandelcontext van de longstayvoorziening van de Pompestichting, waar veel in wordt geïnvesteerd. Desondanks gaat het moeizaam en blijft het lastig afspraken met klager te maken.
Een longcarevoorziening is voor de Staatssecretaris een behandelvoorziening. In een behandelvoorziening zal een zekere mate van behandeldruk bestaan, terwijl klager op dit moment niet open staat voor behandeling. Hoewel klager niet direct verlof hoeft
te worden verleend, zal in een behandelvoorziening uiteindelijk wel worden toegewerkt naar een verlofkader. De Lap stelt dat uitstroom richting Het Kempehuis een mogelijkheid is. Er zal echter altijd een bepaalde mate van behandeling worden gegeven,
ook al wordt een inrichting een longcarevoorziening genoemd. Zonder een longstaystatus zullen ook op enig moment meer vrijheden worden verleend. Uit het advies van de Pompestichting van 25 augustus 2014 volgt dat te grote stappen onvermijdelijk zullen
leiden tot een terugval. De Staatssecretaris is dan ook voor een geleidelijk traject en vindt, net als de Pompestichting, de stap van de longstayvoorziening, zonder vrijheden, naar een behandelvoorziening onverantwoord groot.
De Pompestichting had gedacht dat klager meer inzicht zou krijgen door het meedraaien in de locatie Nijmegen en hij vervolgens meer zou openstaan voor een geleidelijk traject. Dit is echter niet gebeurd. Klager wil nog steeds niet in de locatie Zeeland
worden geplaatst.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 14 oktober 2009 in de longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de Lap wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is
het
van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Bij uitspraak van 15 december 2015 15/2765/TB (tussenbeslissing) heeft de beroepscommissie beslist tot aanhouding van de behandeling van het beroep in afwachting van de uitkomst van een proef waarbij klager twee halve dagen zou meedraaien op de
longcarevoorziening van de inrichting te Nijmegen met als doel hem inzicht te geven in het belang van een geleidelijke weg naar plaatsing in die longcarevoorziening via een eerst te realiseren overplaatsing naar de locatie Zeeland. De beroepscommissie
overwoog dat de uitkomst van deze proef kan leiden tot de bevinding dat ofwel eerst plaatsing in Zeeland is aangewezen ofwel toch plaatsing in een longcarevoorziening mogelijk is.

Klager heeft inmiddels - in januari 2016 - twee halve dagen doorgebracht op de longcarevoorziening van de inrichting te Nijmegen. De beroepscommissie stelt vast dat het experiment nauwelijks iets heeft opgeleverd. Niet gebleken is dat de proef klager
heeft overtuigd van het belang van een geleidelijk traject via overplaatsing naar Zeeland. Evenmin is gebleken dat de uitkomst van de proef is dat klager thans niet geschikt is voor plaatsing in de longcarevoorziening te Nijmegen.

In de pro justitia rapportages van respectievelijk 17 december 2014 en 14 januari 2015 wordt door rapporteurs S. en M. geadviseerd tot opheffing van de longstaystatus van klager en het bij voorkeur toepassen van een inhoudelijke behandeling in de
Pompestichting, waarbij S. tevens heeft gemeld dat eventueel plaatsing in een longcarevoorziening overwogen zou kunnen worden. De Lap heeft in het advies van 5 maart 2015 eveneens geadviseerd tot opheffing van klagers longstaystatus. Niet om
behandeling
in een behandelkliniek te ondergaan maar met de bedoeling dat met klager vanuit een instelling als Het Kempehuis aan een resocialisatietraject wordt gewerkt. De Pompestichting acht op dit moment plaatsing in een longcarevoorziening evenwel een stap te
ver en acht eerst plaatsing van klager in de locatie Zeeland aangewezen ten einde hem aan meer vrijheden te laten wennen. Volgens de Pompestichting is sprake van een grote discrepantie tussen klagers verbale bereidheid tot verandering en de
onbuigzaamheid en rigiditeit die verankerd liggen in klagers persoonlijkheid. Er is enige samenwerking ontstaan, maar klager beschikt in het geheel niet over vaardigheden om zich daadwerkelijk te voegen naar gestelde voorwaarden. De Pompestichting is
niet principieel tegen opheffing, maar alsdan moet goed gekeken worden of klager naar een longcarevoorziening of een behandelkliniek kan gaan.

De beroepscommissie overweegt het volgende. In de inleiding van het Beleidskader (blz. 9) wordt aangegeven dat het nieuwe beleidskader longstay forensische zorg (lfz) aansluit bij de voorziene stelselwijziging ‘Vernieuwing Forensische Zorg’ (VFZ) van
(destijds) het ministerie van Justitie. Om de daarin gestelde doelen te bereiken wordt het huidige stelsel ingrijpend veranderd. Het nieuwe stelsel wordt vraaggericht: de beveiliging en zorg die de patiënt nodig heeft, bepaalt waar hij/zij wordt
geplaatst en daarmee bij welke voorziening die beveiliging en zorg wordt ingekocht. De doelen van het programma ‘Vernieuwing Forensische Zorg’ gelden onverkort voor de longstay forensische zorg (lfz). Voorts staan in het Beleidskader (blz. 23/24,
onderdeel 6.3, uitvoering periodieke toets) drie situaties, onder “Uitkomsten en gevolg van de periodieke toets”, beschreven: “1. Toets wijst uit dat het recidiverisico is afgenomen en behandeling met als doel resocialisatie weer een optie is. De Lap
adviseert de Minister de lfz status te beëindigen. Indien de minister besluit de lfz status te beëindigen kan de tbs-gestelde worden teruggeplaatst naar een voorziening waar de behandeling zich weer richt op resocialisatie. 2. Toets wijst uit dat voor
het beteugelen van het recidiverisico geen lfz voorziening meer nodig is, maar dat van resocialisatie geen sprake kan zijn. De Lap adviseert de Minister de lfz status te beëindigen en geeft een advies over de vervolgvoorziening. De lfz status wordt
door
de Minister beëindigd. Plaatsing op een verblijfsafdeling GGz kan met betrekking tot kwaliteit van leven een optie zijn. In het bijzonder de categorie ‘longcare’ (lage beveiliging en hoge zorgbehoefte) komt hiervoor in aanmerking. Overwogen moet worden
of de tbs-titel beëindigd kan worden bij plaatsing in de GGz. 3. Toets wijst uit dat recidiverisico onveranderd hoog is. De lfz status blijft gehandhaafd.”

Uit de stukken volgt dat door zowel rapporteurs S. en M., als de Lap voor het beteugelen van het recidiverisico niet langer een longstayvoorziening noodzakelijk wordt geacht. Uit het advies van de Pompestichting van 14 januari 2015 blijkt dat uit de
voorlopige bevindingen van het traject in het kader van de risico-inschatting op de korte termijn een laag risico wordt ingeschat en dat klager binnen een kader met een lager beveiligingsniveau kan verblijven. De beroepscommissie is van oordeel dat uit
het voorgaande volgt dat situatie 3 (handhaving longstaystatus) dan ook niet langer aan de orde is en de Staatssecretaris de plaatsingsmogelijkheden in het kader van situatie 1 dan wel situatie 2 onvoldoende heeft bezien. Hierbij is tevens in
aanmerking
genomen dat de Pompestichting niet principieel tegen opheffing van de longstaystatus is. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing derhalve onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep zal gegrond worden
verklaard.
Nu de bestreden beslissing dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder a, van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid, van de Bvt de Staatssecretaris opdragen binnen
uiterlijk
een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Zij kent klager
geen tegemoetkoming toe aangezien daarvoor geen termen aanwezig zijn.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap- Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven