Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1515/GA, 10 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1515/GA

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2016 van de beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord.
De directeur van de p.i. Groot Alphen heeft op 18 juli 2016 bericht niet ter zitting te verschijnen en heeft schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft twee disciplinaire straffen van drie respectievelijk vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens werkweigering.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft geweigerd om werkschoenen aan te trekken. Hij heeft gevraagd of hij eigen werkschoenen mocht invoeren of werkzaamheden op cel mocht
verrichten,
maar dit was niet mogelijk. Klager heeft een schimmelinfectie en wil geen schoenen dragen die door meerdere mensen gedragen zijn. Bovendien wil hij dat de gedetineerden die na hem komen niet aandoen. Klager heeft op enig moment nieuwe werkschoenen
gekregen, kennelijk omdat de oude schoenen afgeschreven waren. Dat was ook de reden dat klager de schoenen niet wilde dragen. In de Arbowet staat niet dat klager verplicht is om oude, vieze, door duizenden mensen gedragen werkschoenen aan te trekken.
Klager betwist dat de werkschoenen grondig worden schoongemaakt. De medische dienst vond nieuwe schoenen niet nodig. Sinds februari 2016 heeft klager al drie paar nieuwe schoenen gekregen; zijn oude schoenen waren door iemand anders meegenomen.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft alleen beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagrechter op de klacht met nummer AR 2016/200. Dit betreft de disciplinaire straf
van drie dagen, opgelegd op 25 januari 2016. Klager is derhalve alleen ontvankelijk voor dit onderdeel en niet voor de disciplinaire straf van 29 januari 2016.
Een gedetineerde die arbeid verricht is verplicht om werkschoenen te dragen. Het steeds opnieuw verschaffen van nieuwe werkschoenen aan de gedetineerden is financieel niet haalbaar en bovendien niet nodig gezien het feit dat de schoenen grondig worden
gereinigd voordat ze aan een andere gedetineerde worden gegeven. Het is niet toegestaan om eigen werkschoenen in te voeren. Dit is een algemene regel. De afdeling zorg heeft aangegeven dat er geen medische reden was dat klager de gebruikte werkschoenen
niet kon dragen. Klager heeft alsnog nieuwe werkschoenen gekregen omdat de afschrijvingstermijn van de schoenen was verstreken en derhalve alle werkschoenen van de gedetineerden zijn vervangen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat voorbij aan het verweer van de directeur dat het beroep slechts is gericht tegen de disciplinaire straf van 25 januari 2016, nu in het beroepschrift zowel klachtnummer AR 2016/200, betreffende de disciplinaire straf van 25
januari 2016, als klachtnummer AR 2016/2014, de disciplinaire straf van 29 januari 2016, is vermeld.

Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de eis dat een gedetineerde werkschoenen dient te dragen als hij aan de arbeid deelneemt op zich niet als onredelijk worden aangemerkt. De beroepscommissie acht het eveneens redelijk dat niet telkens aan
iedere gedetineerde nieuwe werkschoenen worden verstrekt. De medische dienst heeft aangegeven dat er geen medische reden bestond om klager geen hergebruikte schoenen te laten dragen. De directeur heeft daarom in redelijkheid ook aan klager de eis mogen
stellen dat hij (gebruikte) werkschoenen droeg alvorens aan de arbeid te beginnen. Nu klager weigerde om de werkschoenen te dragen en hij daardoor niet aan de arbeid mocht deelnemen, acht de beroepscommissie de beslissingen van de directeur om een
disciplinaire straf op te leggen wegens werkweigering niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, M.J. Mulders en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 10 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven