Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1659/GA, 9 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1659/GA

betreft: [klager] datum: 9 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 5 april 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juli 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, namens zijn raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters bijgestaan door mr. N.J.H. Lina.
De directeur van de p.i. Almelo heeft op 15 juli 2016 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers orthopedische schoenen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Na zijn arrestatie en plaatsing in de p.i. Almelo heeft de Stichting Next ervoor gezorgd dat klager kon beschikken over zijn orthopedische
schoenen die nog thuis stonden, samen met nog vier dozen kleding en schoenen. Na zijn ontslag uit de p.i. Almelo zou klager in de week erna zijn spullen gaan ophalen, maar door het overlijden van zijn moeder is dat er niet van gekomen. Hij droeg zijn
orthopedische schoenen niet op het moment dat hij met ontslag ging, omdat deze af en toe moeten luchten. In juni 2015 is klager gedetineerd geraakt in de p.i. Nieuwegein. Van daaruit is contact opgenomen met de p.i. Almelo met het verzoek om klagers
spullen op te sturen. Nog voordat er iets was aangekomen, mocht klager al met ontslag. Vlak daarna kwam klager wederom in detentie terecht, ditmaal in de p.i. Almere. Van daaruit is contact opgenomen met Nieuwegein, waar inmiddels twee dozen waren
aangekomen. In deze dozen zaten echter alleen spullen die in de fouillering moesten blijven en geen kleding of schoenen. In de p.i. Almere heeft klager geweigerd om deel te nemen aan de arbeid omdat hij niet beschikte over zijn orthopedische schoenen
en
hij zonder deze schoenen niet kan werken. Ook de medische dienst heeft vastgesteld dat klager zonder zijn schoenen niet kon werken. Klager heeft contact opgenomen met Almelo, maar daar zouden geen spullen van hem meer zijn. Vervolgens werd in Almere
klagers loon stopgezet wegens de weigering om aan de arbeid deel te nemen. Als gevolg daarvan liep hij inkomsten mis, waardoor hij niet kon roken en bellen, en om die reden heeft klager op enig moment weer aan de arbeid deelgenomen. Hij werd
aangespoord
om aan de arbeid en aan activiteiten deel te nemen. Klager heeft schade opgelopen doordat hij lange tijd zonder zijn orthopedische schoenen heeft rondgelopen. Hij weet sinds 12 juli van dit jaar dat zijn huidige arts in maart orthopedische schoenen
heeft aanbevolen. Dit is genegeerd door de inrichting. Hoewel er volgens de p.i. Almelo geen spullen van klager meer aanwezig waren, zijn in januari 2016 alsnog twee dozen opgestuurd. Hierin zaten echter niet klagers orthopedische schoenen.
Klagers raadsvrouw heeft op 25 juli 2016 wederom contact opgenomen met de p.i. Almelo. Volgens de medewerker van het bad bleken er toch nog spullen van klager aanwezig te zijn, waaronder zijn orthopedische schoenen. Deze zijn nu opgestuurd. De
raadsvrouw heeft de correspondentie tussen haar en de inrichting overgelegd. De schoenen zijn nu terecht, maar het heeft een jaar geduurd om te achterhalen wat er precies gebeurd is. Met verwijzing naar RSJ 25 juli 2014, 14/1275/GA stelt klager de
directeur van de p.i. Almelo verantwoordelijk en verzoekt hij om een tegemoetkoming.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt het volgende vast. Klager heeft meermalen contact opgenomen met de p.i. Almelo en gevraagd naar zijn orthopedische schoenen. De p.i. Almelo heeft in totaal – met een tussenpose van ruim een half jaar – vier dozen met spullen
van klager opgestuurd, maar zijn orthopedische schoenen zaten hier niet bij. Ruim een jaar na zijn ontslag uit de p.i. Almelo is gebleken dat klagers schoenen nog altijd in Almelo aanwezig waren. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de
directeur onvoldoende voortvarend gehandeld ten aanzien van klagers verzoek om zijn schoenen (op te sporen en) op te sturen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal
alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. Zij bepaalt die op onderstaand bedrag, omdat aannemelijk is geworden dat klager door het onvoldoende voortvarend handelen van de
directeur aanzienlijk ongemak heeft ondervonden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, M.J. Mulders en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 9 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven