Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1708/GB, 9 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1708/GB

Betreft: [klager] datum: 9 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 24 januari 2016 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de locatie Zwaag te Hoorn. Op 23 juni 2016 is hij tijdelijk geplaatst in het Pieter Baan Centrum (PBC).

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft zijn vriendin al sinds november 2015 niet gezien. Klagers vriendin lijdt aan hartfalen en heeft een pacemaker. Zij heeft hierdoor niet de energie om vanaf Groningen de 4,5 uur durende reis naar de locatie Zwaag af te leggen. Klager stelt
dat de overplaatsing naar de p.i. Leeuwarden voor hem en zijn vriendin van levensbelang is indien zij deze periode in goede geestelijke gezondheid willen doorkomen. Voorts stelt klager dat hij niet persé in de regio van zijn vervolging hoeft te
verblijven, omdat er meer gedetineerden niet in de juiste regio verblijven. Daarnaast is de afstand vanuit de p.i. Leeuwarden naar de rechtbank te Alkmaar niet veel groter dan vanuit locatie Zwaag. Verder heeft klager nog geen zicht op strafvervolging,
nu de zitting van 19 juli 2016 weer een pro forma zitting is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Ten tijde van het verzoek tot overplaatsing heeft de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie (de medisch adviseur) aangegeven dat, om tot een goed advies te komen, de medische informatie van de cardiologisch verpleegkundig
specialist van klagers vriendin is gebruikt. Uit deze informatie is gebleken dat klagers vriendin bekend is met een hartaandoening, maar dat het geen dusdanige beperking in de mobiliteit geeft dat zij niet in de locatie Zwaag op bezoek zou kunnen
komen.
Gelet op het voorgaande acht de medisch adviseur een overplaatsing op medische gronden niet geïndiceerd. Over sociale aspecten geeft de medisch adviseur geen advies. Uit voornoemd advies is te concluderen dat het hier geen bijzondere omstandigheid
betreft, zodat niet van het gevoerde beleid hoeft te worden afgeweken. Voorts geeft klager in zijn beroepschrift aan dat gedetineerden vaker in een inrichting buiten het parket van insluiting worden geplaatst. Het is volgens de selectiefunctionaris
niet
bekend onder welke omstandigheden deze plaatsingen zouden hebben plaatsgevonden.

3.3. De directeur van de locatie Zwaag heeft in het selectieadvies van 3 mei 2016 negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Hierbij is het advies van de medisch adviseur en het feit dat klager in het arrondissement van vervolging
verblijft in aanmerking genomen.

Het OM heeft aangegeven geen bezwaar te hebben ten aanzien van klagers verzoek.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte , tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat preventief gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in of nabij het arrondissement van vervolging. Van dat uitgangspunt kan onder
omstandigheden worden afgeweken. Er dient dan sprake te zijn van een voldoende sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door een verklaring van een deskundige.

4.3. Klager was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing preventief ingesloten voor het arrondissementsparket Noord-Holland en verbleef in het h.v.b. van de locatie Zwaag, waardoor voldaan is aan voornoemd uitgangspunt. Hij verzocht
overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Leeuwarden in verband met bezoekproblemen die zijn vriendin zou ondervinden.

4.4. De door klager genoemde omstandigheden zijn onvoldoende zwaarwegend om hem over te plaatsen. Bezoekproblemen zijn nu eenmaal inherent aan het ondergaan van detentie. Uit de stukken volgt dat de medisch adviseur klagers vriendin in staat acht
klager in de locatie Zwaag te bezoeken en derhalve een overplaatsing op medische gronden niet geïndiceerd acht.

4.5. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 9 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven