Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0673/SGB, 4 maart 2016, schorsing
Uitspraakdatum:04-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/673/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 4 maart 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. Y. Bouchikhi, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 12 januari 2016 tot beëindiging van verzoekers deelname aan
een penitentiair programma en zijn plaatsing in een gesloten inrichting (p.i. Arnhem-Zuid en vervolgens p.i. Nieuwegein).

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het bezwaarschrift van 25 januari 2016, van de beslissing op het bezwaarschrift van 15 februari 2016, het op 21 februari 2016 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift,
alsmede
van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 3 maart 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. De voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat verzoeker volgens de selectiefunctionaris wordt vervolgd (‘gedagvaard’) voor een strafbaar feit. Verzoekers op zich
juiste stelling dat daarmee in strafrechtelijke zin nog niet is komen vast te staan dat hij schuldig wordt bevonden voor het beledigen of bedreigen van een ambtenaar in functie, brengt niet mee dat de selectiefunctionaris gehouden is elke reactie aan
te
houden totdat de strafrechter vonnis heeft gewezen of de zaak anderszins wordt afgedaan. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de selectiefunctionaris de officiële waarschuwing die verzoeker op 5 januari 2016 heeft gekregen kunnen meewegen
in zijn beslissing. Verzoeker had zich niet aan de voorwaarden gehouden door zijn mentor en reclassering niet te informeren over bepaalde verder niet aangeduide zaken. Gelet op het vorenstaande kan niet op voorhand gesteld kan worden dat de beslissing
van de selectiefunctionaris onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris op 4 maart 2016

secretaris voorzitter

Naar boven