Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1394/SGA, 26 juli 2016, schorsing
Uitspraakdatum:26-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1394/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 26 april 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E.G.C. Groenendaal, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde inrichting van 7 april 2016 en van 15 april 2016, inhoudende respectievelijk:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van veertien dagen, ingaande op 6 april 2016 om 15.00 uur en eindigende op 20 april 2016 om 15.00
uur, wegens een positieve urinecontrole en bezit mobiele telefoon;
b. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van drie dagen, ingaande op 20 april 2016 om 15.00 uur en eindigende op 23 april 2016 om 15.00
uur, welke straf direct aansluit aan de onder a genoemde straf, wegens het niet opvolgen van aanwijzingen van personeel en overige contrabande op cel; en
c. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van tien dagen, ingaande op 23 april 2016 om 15.00 uur en eindigende op 3 mei 2016 om 15.00 uur,
welke straf direct aansluit aan de onder b genoemde straf, wegens het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel en uitschelden van personeel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 14 april 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 25 april 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter overweegt ten aanzien van de onder a en b genoemde beslissingen dat dienaangaande uit de inlichtingen van de directeur naar voren is gekomen dat deze disciplinaire straffen inmiddels zijn afgelopen, respectievelijk op 20 april 2016
om 15.00 uur en op 23 april 2016 om 15.00 uur.

Nu deze disciplinaire straffen niet meer ten uitvoer worden gelegd, zal het verzoek in zoverre niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van dit deel van zijn
verzoek zodat het verzoek daarom in zoverre moet worden afgewezen.

Ten aanzien van de onder c genoemde beslissing stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de
zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend
belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een verslag van 14 april 2016, blijkt
onvoldoende dat verzoeker ook zelf deel heeft gehad aan de gedragingen van 14 april 2016 waarover wordt gerapporteerd. Uit de stukken kan slechts worden afgeleid dat verzoeker verblijft op de afdeling waar de gebeurtenissen plaatsvonden. Gelet hierop
kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet in redelijkheid onderhavige beslissing nemen. Het schorsingsverzoek dient derhalve in zoverre te worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe ten aanzien van de onder c genoemde beslissing en schorst deze beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.|
De voorzitter wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 26 april 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven