Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1577/SGA, 10 mei 2016, schorsing
Uitspraakdatum:10-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

Nummer : 16/1577/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 10 mei 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 9 mei 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 9 mei 2016 om 14.05 uur en eindigende op 16 mei 2016 om 14.05 uur, wegens het voor de derde maal hebben van een
positieve uitslag bij een urinecontrole op cannabis, ook na een herhalingsonderzoek, terwijl er sprake is van een derde drugsgerelateerd rapport binnen drie maanden.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 10 mei 2016 alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij de p.i. Vught inhoudende dat daar nog geen klacht van verzoeker is ontvangen en
dat – mocht er niet alsnog een klacht komen – het schorsingsverzoek als klacht zal worden ingeschreven.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder een tweetal verslagen respectievelijk van 21 april 2016 en van 2 mei 2016, komt naar voren dat
verzoeker bij gelegenheid van een urinecontrole op 21 april 2016 positief heeft gescoord op het gebruik van softdrugs en dat de uitslag van het herhalingsonderzoek eveneens positief was. Uit de inlichtingen van de directeur komt verder naar voren dat
verzoeker in de daarvóór liggende drie maanden tweemaal eerder bij een urinecontrole een positieve score heeft behaald op gebruik van cannabis. Op grond van genoemde inlichtingen wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker binnen een periode van drie
maanden driemaal betrokken is geweest bij een drugsgerelateerde zaak. Gelet op het voorgaande kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid onderhavige beslissing nemen.

Het door verzoeker gevoerde verweer dat de urinecontrole niet volgens de procedure is uitgevoerd omdat verzoeker niet zelf de stickers op de buisjes heeft geplakt maar een personeelslid en dat hij daarom geen handtekening heeft gezet op het
afnameformulier kan geen doel treffen nu uit het verslag dat heeft geleid tot de strafoplegging blijkt dat verzoeker – anders dan hij aangeeft – wel zelf de stickers op de urinebuisjes heeft geplakt. Daarbij komt dat uit genoemd verslag volgt dat
verzoeker heeft aangegeven niet te willen tekenen omdat hij van mening was dat hij te vaak urinecontroles kreeg en niet omdat de procedure niet correct zou zijn uitgevoerd.
Gelet op het voorgaande moet het schorsingsverzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 10 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven