Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1693/SGA, 24 mei 2016, schorsing
Uitspraakdatum:24-05-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/1693/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 24 mei 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.P.C.M. van Es, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC van 17 mei 2016, inhoudende de verlenging van een opgelegde verplichting tot
het ondergaan van een geneeskundige a-behandeling als bedoeld in artikel 46d onder a van de Pbw (dwangmedicatie), ingaande op 19 mei 2016 om 11.00 uur en eindigend op 19 augustus 2016 om 11.00 uur.

De voorzitter heeft kennisgenomen van het klaagschrift van 21 mei 2016, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 19 mei 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dit niet het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur van 19 mei 2016, waaronder begrepen een door de behandelend psychiater (H.) ondertekend advies ten behoeve van de directeur van 19 mei 2016, is – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk
dat de noodzaak tot voortzetting van de eerder (bij beslissing van 11 februari 2016 opgelegde) toegepaste a-dwangbehandeling nog steeds aanwezig is. Weliswaar heeft de directeur niet (een uittreksel uit) het behandelplan overgelegd maar dit is te
wijten
aan het feit dat verzoeker weigert daarvoor toestemming te verlenen. In het licht van dit gegeven behoeft het ontbreken van (een uittreksel uit) het behandelplan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet tot een toewijzing van het verzoek te
leiden.

Hetgeen namens verzoeker is aangevoerd ten aanzien van het advies van de behandelend psychiater levert evenmin grond tot schorsing op.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 24 mei 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven