Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4430/GA, 4 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4430/GA

betreft: [klaagster] datum: 4 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Molleman, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 28 december 2015 van de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel te Sevenum,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klaagster, haar raadvrouw mr. B. Molleman en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2016 in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.
Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk verzocht om aanhouding van de behandeling.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van acht dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens fraude bij gelegenheid van een urinecontrole en wegens het wegnemen van een winkelgoed en het verbaal zeer agressief zijn bij de
controle naar de verdere aanwezigheid van contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Klaagster heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt en voor zover hier van belang toegelicht.
Klaagster heeft geen herhalingsonderzoek aangeboden gekregen. Zij kan zich niet verenigen met het standpunt van de beklagcommissie daaromtrent. Uit de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen komt duidelijk naar voren dat, indien de uitslag op
verzoek van de gedetineerde aan deze wordt medegedeeld, de gedetineerde ook wordt gewezen op het recht op een herhalings- en/of bevestigingsonderzoek. Door dit niet te doen is de procedure van de urinecontrole niet goed gevolgd. Het beroep moet daarom
in zoverre gegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het bij klaagster aantreffen van een winkelgoed geldt dat alle omstandigheden van het geval hadden moeten worden meegewogen. Zij is onheus behandeld en ten onrechte beschuldigd. Ook geldt nog dat de winkelmedewerkster bij het onderzoek
aanwezig is geweest, wat klaagster gênant en ongepast vond. Het was beter als dit zonder verder disciplinaire straf zou zijn afgedaan maar in een gesprek zou zijn uitgesproken. Klaagster is daarom van mening dat het beroep en beklag gegrond moeten
worden verklaard en dat haar ook een tegemoetkoming ter compensatie van de kosten, moet worden toegekend. Klaagster heeft verder de wens geuit op het beroep te worden gehoord.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om thans op het beroep te kunnen beslissen. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Het verzoek om aanhouding van de behandeling wordt daarom
afgewezen.

Vast staat dat klaagster naar aanleiding van een op 26 oktober 2015 afgenomen urinecontrole op 28 oktober 2015 schriftelijk is medegedeeld dat het kreatininegehalte van het urinemonster lager was dan de daarvoor geldende grenswaarde van 2,0 mmol/l.

Nu de uitslag van dat onderzoek schriftelijk aan klaagster is medegedeeld, had in die mededeling moeten staan vermeld dat klaagster was gewezen op haar recht op een herhalingsonderzoek. Nu dit, in strijd met het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van
de
Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling), niet in het verslag is vermeld, moet het ervoor worden gehouden dat klaagster niet op haar recht op een herhalingsonderzoek is gewezen. De directeur had daarom – voor die uitslag
van de urinecontrole - geen disciplinaire straf op mogen leggen. Het beroep is daarom gegrond voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd dan de eerste zeven dagen.

De beroepscommissie zal aan verzoekster voor het door haar ondervonden ongemak een tegemoetkoming toekennen en de hoogte daarvan vaststellen op € 52,50.

Ten aanzien van het resterende deel van de disciplinaire straf, één dag, geldt dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet kan leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard en de
uitspraak
van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

Voor zover namens verzoeker is verzocht te worden gecompenseerd in de kosten die zij heeft gemaakt of nog zal maken ten behoeve van het indienen van het beroep merkt de beroepscommissie op dat de Pbw een dergelijke veroordeling niet kent. Dit verzoek
wordt daarom afgewezen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af.
Zij verklaart het beroep gegrond voor zover het beklag is gericht tegen de eerste zeven dagen van de aan klaagster opgelegde disciplinaire straf, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ten aanzien van dat deel
alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klaagster ter zake een tegemoetkoming toekomt van € 52,50.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij wijst het verzoek om een veroordeling in de kosten van het beroep af.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Plaisir MSc en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven