Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4258/GA, 4 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4258/GA

betreft: [klager] datum: 4 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 december 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 juni 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Sittard.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het verstoren van de arbeid en het maken van een slaande beweging naar een personeelslid;
b. terugplaatsing naar het basisprogramma (degradatie).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft het klaagschrift vanuit de strafcel verstuurd. Klager was gestraft omdat er een propje naar de werkmeester was gegooid. Hij heeft het klaagschrift vervolgens afgegeven aan een personeelslid dat het (kennelijk) niet tijdig heeft verzonden.
Dat kan klager niet kwalijk worden genomen. Klager blijft erbij dat hij tijdig het klaagschrift heeft afgegeven aan het personeelslid. Waarschijnlijk is het briefje in de personeelsruimte blijven liggen en pas later verstuurd. Klager heeft ook de datum
op het klaagschrift niet aangepast.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur is eerder niet in de gelegenheid geweest om een schriftelijk verweer in te dienen. De beklagrechter heeft klager direct niet-ontvankelijk verklaard. Op de verblijfs- of strafafdeling worden de klachten verzameld en in een brievenbus
gestopt. Die wordt diezelfde of de daaropvolgende dag geleegd. De brieven gaan vervolgens naar het Bureau Management Ondersteuning en daar wordt een en ander ingescand en gemaild naar de beklagcommissie. Het tijdsverloop tussen indienen in de
brievenbus
en verzending naar de beklagcommissie is maximaal 24 uur. Eventuele klaagschriften gaan verder ook naar het betreffende afdelingshoofd en de juridisch medewerker. Dat is allemaal niet gebeurd in dit geval. Voor de directeur staat daarom vast dat een en
ander te laat moet zijn ingediend door klager. De werkwijze binnen de inrichting is een standaard werkwijze die altijd wordt toegepast. Voor zover het de directeur bekend is, zijn er nog nooit problemen geweest met de postbezorging.

3. De beoordeling
Het klaagschrift ziet op twee beslissingen van de directeur van 20 november 2015, en is op 11 december 2015 bij de beklagcommissie ontvangen. De vraag is of, zoals de beklagrechter heeft overwogen, het tijdsverloop tussen het nemen van de beslissing
door de directeur en het ontvangen van het klaagschrift bij het secretariaat van de beklagrechter zodanig lang is dat klager om die reden niet kan worden ontvangen in zijn beklag.

De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie uitleg gegeven omtrent de in de inrichting toegepaste standaardwerkwijze bij het in ontvangstnemen en doorzenden van klaagschriften. Het door klager gevoerde verweer dat het vaker zou voorkomen dat
klaagschriften niet of niet direct worden doorgezonden aan de beklagcommissie,
wordt – bij gebrek aan een nadere feitelijke onderbouwing – verworpen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Plaisier MSc en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven