Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1389/GB, 20 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1389/GB

Betreft: [Klager] datum: 20 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 1 juli 2004 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager tot deelname aan een p.p. is afgewezen, ondanks het positieve selectieadvies van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel van 14 april 2016 en het positieve advies van de reclassering van 23 februari 2016. Het Openbaar
Ministerie (OM) heeft dat negatieve advies gegrond op het feit dat klager niet mee wilde werken aan een geïndiceerde ambulante behandeling en vindt het onverantwoord dat klager na een lange detentie onbegeleid zal gaan wonen. Klager heeft echter
aangegeven te willen meewerken, zoals ook blijkt uit het selectieadvies en de bestreden beslissing. Gelet op het voorgaande kan het advies van het OM dan ook geen gerechtvaardigde gronden bieden om het verzoek tot deelname aan een p.p. af te wijzen.

Voorts heeft de reclassering haar zorgen geuit over het betrekken van een zelfstandige woonruimte door klager, omdat zij problemen zien met betrekking tot zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Voornoemde stellingen worden echter op geen enkele
wijze onderbouwd of uitgelegd. De stelling dat klager lijdt aan een gebrekkige motivatie en dat hij de problemen minimaliseert, is tevens onbegrijpelijk en onjuist. Klager zit ruim tien jaar in detentie, heeft daardoor een reëel beeld van de
‘problematiek’ en wil niets liever dan een normaal leven met zijn familie opbouwen. Hij is dan ook uitermate gemotiveerd, hetgeen blijkt uit zijn positieve houding jegens een ambulante behandeling. De selectiefunctionaris stelt echter dat klager in een
gesloten inrichting met voornoemde behandeling dient te starten, gelet op de aangegeven risico’s.

Dit standpunt is echter onbegrijpelijk en onredelijk. Het OM staat namelijk, in wetenschap van klagers bereidheid tot deelname aan een ambulante behandeling, positief tegenover klagers verzoek. Zowel de reclassering, als de directeur van de p.i.
Krimpen
aan den IJssel en het OM achten een ambulante behandeling geïndiceerd en dus geen behandeling in een gesloten inrichting. Verder stelt de selectiefunctionaris dat klager zou hebben aangegeven hoge contacten en een uitgebreide vriendenkring in het
criminele circuit te hebben, door verschillende partijen bedreigd te worden en dat hij daarom hoopt zo spoedig mogelijk naar het buitenland te verdwijnen. Deze stellingen worden echter wederom op geen enkele wijze onderbouwd en zijn feitelijk onjuist.
De enige sociale omgeving die klager na ruim tien jaar detentie nog heeft, is zijn familie in Nederland.

De detentiefasering van klager is noodzakelijk met het oog op zijn resocialisatie, aangezien hij op korte termijn in vrijheid zal worden gesteld en zich hier goed op moet kunnen voorbereiden. Daarnaast heeft klager al acht jaar geen rapporten opgelegd
gekregen, werkt naar ieders tevredenheid in de bibliotheek, geniet diverse vrijheden en heeft alle bezoeken zonder problemen laten verlopen. Ook heeft de inrichtingspsycholoog te kennen gegeven dat er geen sprake is van een hulpvraag en derhalve geen
behandeling noodzakelijk is. Deze gegevens en voornoemde positieve adviezen zijn geenszins meegenomen in de bestreden beslissing, hetgeen onredelijk en onbillijk is. Bovendien heeft klager inmiddels de beschikking over een huurwoning, waaruit blijkt
dat
een terugkeer in de maatschappij, anders dan middels begeleiding van stichting Exodus, gearrangeerd is, waarbij de familie van klager een begeleidend kader kan bieden. Klager wenst te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Sinds 2014 is het personeel van de p.i. Krimpen aan den IJssel bezig een resocialisatietraject voor klager te bezien. Doordat klager meerdere malen geen keuzes kon/wilde maken is het een en ander gestagneerd. Ondanks dat een behandeling en begeleiding
was geïndiceerd, had klager geen hulpvraag. Nu klager niet mee wilde werken aan een ambulante behandeling, heeft het OM negatief geadviseerd ten aanzien van klagers deelname aan een p.p. Zij acht het naar de maatschappij onverantwoord klager na een
lange detentie onbegeleid te laten wonen.

Daarnaast heeft de reclassering diverse twijfels geuit en wordt het recidiverisico en het risico op letselschade bij derden hoog ingeschat. De reclassering ziet tevens problemen met betrekking tot denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Klager werd
geadviseerd bij stichting Exodus te gaan wonen onder begeleiding, maar dit wilde hij niet. Daarnaast acht de reclassering een ambulante behandeling geïndiceerd, waarvoor klager zal worden aangemeld bij deelname aan een p.p. Hij kan echter pas na vier
weken starten bij Het Dok. Dit zou betekenen dat klager een maand zonder begeleiding deelneemt aan een p.p. Bovendien wordt aan de motivatie voor voornoemde behandeling getwijfeld.

Er zijn derhalve te veel risico’s en twijfels aanwezig om klager te laten deelnemen aan een p.p., mede omdat begeleiding in de eerste vier weken totaal ontbreekt. Nu klager heeft aangegeven wel open te staan voor een ambulante behandeling, ligt het
voor
de hand dat gestart wordt met een interne behandeling, om zo zijn motivatie te tonen in verband met zijn pro-criminele houding. Klager zou laten weten wanneer hij open zou staan voor het starten van een behandeling, maar is hier niet op terug gekomen.
Voorts heeft klager in meerdere inrichtingen laten weten dat zijn leven gevaar loopt door de grote kennis die hij bij zich draagt en dat hij naar het buitenland zou willen vertrekken om de problemen te ontlopen.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende ingelicht en wijst het niet onderbouwde verzoek van klager om te worden gehoord af.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Uit de stukken volgt dat zowel de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel als de reclassering positief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Hierbij wordt een ambulante behandeling tijdens klagers p.p. geïndiceerd geacht. Het
OM acht een ambulante behandeling tevens geïndiceerd, maar heeft negatief geadviseerd, omdat klager in eerste instantie niet wilde meewerken aan een ambulante behandeling. Klager heeft echter inmiddels aangegeven wel te willen meewerken aan voornoemde
behandeling. De beroepscommissie begrijpt de motivering van de selectiefunctionaris voor een interne ambulante behandeling dan ook niet, nu duidelijk wordt gesteld dat klagers behandeling binnen het p.p. dient te starten.

4.4. Voor zover de selectiefunctionaris stelt dat klager pas vier weken na aanvang van het p.p. met de ambulante behandeling zou kunnen starten, aangezien de reclassering in het advies van 11 april 2016 stelt dat de gemiddelde wachttijd voor
psychiatrische polikliniek Het Dok drie tot vier weken bedraagt, overweegt de beroepscommissie dat dit impliceert dat het p.p. ook later van start zou kunnen gaan. Indien klager een aantal weken voor de start van het p.p. aangemeld wordt bij Het Dok,
hoeft hij niet, zoals de selectiefunctionaris stelt, het eerste gedeelte van het p.p. onbegeleid door te brengen. Gelet op het voorgaande moet de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle
in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, binnen
een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Hierbij dient rekening te worden gehouden met voormelde overweging, die er op neer komt dat met enige inventiviteit, afstemming en maatwerk het beletsel om de wens van klager tot deelname aan een p.p. in
te willigen kan worden weggenomen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 20 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven