Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1437/GB, 18 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 



Nummer:         17/1437/GB

Betreft:            [klager]                        datum: 18 oktober 2017



De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 april 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

  1. De inhoud van de bestreden beslissing
    De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen ongegrond verklaard.

     

  2. De feiten
    Klager is sedert 19 maart 2016 gedetineerd. Hij verbleef in PPC Zaanstad. Bij beslissing van 28 maart 2017 is hij geplaatst in het PPC Scheveningen, waar een individueel regime geldt. Bij beslissing van 18 mei 2017 is klager geplaatst in de FPA Palier te Den Haag.

     

  3. De standpunten
    Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
    Klager was in PPC Scheveningen niet zeker van zijn veiligheid, omdat in de Scheveningen gedetineerden, onder wie twee Antillianen, zijn geplaatst die (in)direct betrokken zijn bij of op de hoogte zijn van de strafzaak waarin klager een getuige is. Dat klager in deze zaak getuigt, wordt hem niet in dank afgenomen. Hij vreest voor escalatie. Tijdens een eerdere plaatsing in Scheveningen hebben twee Antilliaanse gedetineerden hem bedreigd. Voorts is een man genaamd P. daar gedetineerd. Ook deze gedetineerde heeft klager in het verleden bedreigd. Klager wil met dit beroep, ook als is hij niet meer gedetineerd in PPC Scheveningen, de gang van zaken daar kenbaar maken. Tijdens zijn verblijf daar zijn diverse uitingen naar klager gedaan in de vorm van scheldwoorden en bedreigingen. Waarom daarmee niets is gedaan, is voor klager onduidelijk. Hij heeft dit kenbaar gemaakt bij het personeel. Klager is niet in het kader van de orde en de veiligheid overgeplaatst, maar om een behandeling te vervolgen. Klager verzoekt om een tegemoetkoming voor de periode dat hij ten onrechte in het PPC Scheveningen geplaatst is geweest.

    De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is inmiddels geplaatst in de FPA Palier en om die reden niet ontvankelijk in het beroep. Subsidiair wordt aangevoerd dat op het moment dat klager is overgeplaatst naar het PPC Scheveningen, de persoon naar wie hij in eerste instantie verwees, daar niet meer verbleef. Bij de afhandeling van het bezwaarschrift is contact met het PPC Scheveningen opgenomen. Navraag daar heeft geleerd dat er op dat moment geen signalen waren dat klager daadwerkelijk bedreigd werd of was. De destijds betrokken personen verbleven al geruime tijd niet meer in het PPC. Een andere persoon verbleef op dat moment in een ander gedeelte van het PPC. De kans dat zij elkaar alleen zouden treffen, was nihil. Het PPC Scheveningen heeft te kennen gegeven dat klager buiten de afdeling altijd begeleid werd door een personeelslid. Verder heeft klager, behalve direct na zijn binnenkomst, niet meer over eventuele bedreigingen gesproken. Niet aannemelijk wordt geacht dat zijn veiligheid niet gegarandeerd kon worden.

     

  4. De beoordeling
    Hoewel klager niet langer in het PPC Scheveningen verblijft, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.

    Het PPC Scheveningen is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

    Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden een ernstig beheersrisico voor zichzelf of anderen vormen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

    Uit het overgelegde selectieadvies van 23 maart 2017 en de aanvulling daarop van 27 maart 2017 volgt dat klager tijdens zijn verblijf in PPC Zaanstad de regels interpreteerde zoals hij zelf wilde, telkens probeerde nieuwe dingen voor elkaar te krijgen en, als hij hierin begrensd werd, met hoog stemvolume reageerde en dreigde dingen kapot te maken. Het stemvolume werkte spanningverhogend voor medegedetineerden. Hij speelde personeelsleden tegen elkaar uit en stelde hen in een kwaad daglicht. Klager eigende zich een leidinggevende rol toe in de groep en medegedetineerden moesten naar hem luisteren en soms spullen aan hem geven. Er was sprake van een continue storende dynamiek en ontwrichting van het afdelingsklimaat.

    De selectiefunctionaris heeft in de reactie op het beroep te kennen gegeven dat navraag is gedaan in PPC Scheveningen en dat de personen voor wie klager vreesde, al geruime tijd elders verbleven. Een andere persoon voor wie klager vreesde, verbleef op dat moment in een ander gedeelte van het PPC. De kans dat klager die persoon alleen zou treffen, werd nihil geacht. Voorts werd klager buiten de afdeling altijd begeleid door het personeel. De beroepscommissie acht gelet op deze inlichtingen niet aannemelijk geworden dat een veiligheidsrisico was verbonden aan de overplaatsing van klager naar het PPC Scheveningen.

    De selectiefunctionaris heeft de over klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens, zoals weergegeven in het selectieadvies van de directeur van PPC Zaanstad, in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie voor een (langer) verblijf in het PPC Zaanstad. De beslissing klager over te plaatsen  naar het PPC Scheveningen, waar eveneens een individueel regime geldt, is dan ook niet onredelijk of onbillijk. Inmiddels verblijft klager in een FPA. Het beroep zal gelet op het bovenstaande ongegrond worden verklaard.

     

  5. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
    mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 oktober 2017.

                secretaris         voorzitter


     

Naar boven