Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1364/GB, 18 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1364/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zogenaamd gestapeld detentietraject, plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) gevolgd door plaatsing in een penitentiair programma (p.p.) met elektronisch toezicht
(e.t.), afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 3 april 2014 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager stelt voorop dat de reclassering zonder bijstand van een tolk in de Bulgaarse taal met hem heeft gesproken. Klager is de Nederlandse taal onvoldoende machtig. Daarom is het niet redelijk dat de selectiefunctionaris klagers uitlatingen bij de
reclassering zonder meer overneemt en tegen hem gebruikt. Klager heeft tegenover de raadsvrouw, die hem gehoord heeft met bijstand van een tolk, te kennen gegeven dat hij zich niet herkent in de uitlatingen zoals in het reclasseringsadvies opgenomen.
Hij heeft nimmer gezegd geen toekomst in Nederland te zien. Hij heeft alleen willen zeggen dat hij op enig moment na ommekomst van zijn detentie zal terugkeren naar Bulgarije. Dat is geen grond om plaatsing in een stapeltraject te weigeren. Ook het
advies van het Openbaar Ministerie (OM), dat eveneens is gebaseerd op aantekeningen van uitlatingen van klager, gedaan zonder tolk, is onjuist. Er is geen vrees voor onttrekking en de enkele reden dat klager de Bulgaarse nationaliteit en een sterke
binding met dat land heeft, is discriminatoir. Feitelijk zou dat betekenen dat geen enkele gedetineerde met een andere nationaliteit dan de Nederlandse ooit voor plaatsing in een gestapeld traject in aanmerking zou kunnen komen.
Ook de weigeringsgrond ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres is niet juist. Aan klager had de gelegenheid gegeven moeten worden een ander verlofadres op te geven. Daardoor had die weigeringsgrond kunnen worden weggenomen. Ook de
omstandigheid dat de reclassering geen garantie kan geven voor een zogenaamde 26-uurs invulling van het programma, is geen harde weigeringsgrond. Het komt regelmatig voor dat dit programma pas in een later stadium wordt geconcretiseerd. Klagers
echtgenote en kind leven in Nederland en er is dus een binding met Nederland. Onbegrijpelijk is waarom de selectiefunctionaris het negatieve advies van het OM veel zwaarder heeft laten wegen dan de andere adviezen. Het beroep dient daarom gegrond te
worden verklaard en aan klager dient een tegemoetkoming te worden toegekend van € 225,= dan wel een ander redelijk bedrag.

3.2. Namens klager heeft de raadsvrouw op 1 juni 2016 nog een nadere toelichting gegeven die – zakelijk weergegeven –het volgende inhoudt:
Inmiddels is bekend dat de directeur alsnog positief zal gaan adviseren over klagers vierde verlofaanvraag. Dit omdat het in eerste instantie genoemde en onvoldoende geachte verlofadres opnieuw is onderzocht. Daaruit kwam naar voren dat dit adres
toelaatbaar wordt geacht, nu de bewoonster, klagers partner, toestemming geeft en zij daarnaast klager wekelijks bezoekt in de inrichting. Het door het OM gestelde bezwaar tegen het verlofadres treft daarom geen doel.

3.3. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Blijkens het selectieadvies van 25 maart 2016 is sprake van een negatief advies ten aanzien van een gestapeld detentietraject. Dat negatieve advies is met name ingegeven door het negatieve advies van het OM. Gelet op dat advies en gelet op de
uitlatingen van klager wordt een vluchtrisico aanwezig geacht.
Blijkens het advies van de reclassering van 15 maart 2016 komt naar voren dat klager inmiddels een nieuw verlofadres heeft opgegeven. Niet is gebleken dat die bewoner toestemming heeft gegeven voor klagers verblijf tijdens een p.p. / e.t.
Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan plaatsing in een z.b.b.i. alleen, als er een door de selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor een p.p. is. Er ontbreekt evenwel een 26-uurs
invulling daarvan. Omdat bij klager sprake ook is van een vluchtrisico, zo blijkt uit het advies van het OM, en omdat niet is gebleken dat de bewoner van het adres waar klager tijdens het p.p. wenst te verblijven, toestemming heeft gegeven, voldoet
klager niet aan de criteria voor een gestapeld detentietraject.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De selectiefunctionaris heeft het verzoek van klager voor plaatsing in een zogenaamd gestapeld traject, te beginnen met plaatsing in een z.b.b.i., afgewezen, omdat niet is gebleken dat de bewoner van het verlofadres voor een verblijf van klager
daar tijdens het p.p. toestemming heeft gegeven, er daarnaast geen garantie is voor de 26-uurs invulling van het p.p. en omdat – zo verstaat de beroepscommissie de selectiefunctionaris - sprake is van eventueel vluchtgevaar en klager na ommekomst van
de
detentie waarschijnlijk Nederland zal verlaten, waardoor resocialisatie en voorbereiding voor een toekomst in Nederland niet noodzakelijk zijn.

4.3. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris, waaronder begrepen het selectieadvies van de directeur van de p.i. Nieuwegein en de daarbij behorende adviezen van de reclassering, het Openbaar Ministerie en de politie komt naar voren dat ten
tijde van het nemen van de beslissing nog geen invulling gegeven kon worden aan een 26-uurs programma in het kader van deelname aan een p.p. Daarmee ontbreekt de goedkeuring aan een dergelijk programma, welke goedkeuring vereist is bij plaatsing in een
z.b.b.i. Alleen al op die grond moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom
ongegrond worden verklaard.

Hetgeen in beroep naar voren is gebracht met betrekking tot overige door de selectiefunctionaris aangevoerde gronden voor afwijzing kan, gelet op het hiervoor overwogene, verder onbesproken blijven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven