Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2102/GA, 12 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:    17/2102/GA

Betreft:       [klager]                                                                         datum: 12 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 juni 2017 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
 

  1. De inhoud van de bestreden beslissing
    Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 15 juni 2017, inhoudende

    dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de duur van drie maanden.
     

  2. De standpunten

    Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.

    Het gaat op zich goed met klager. Hij krijg nog steeds dwangmedicatie en daar is hij het niet mee eens. In reactie op het standpunt van de directeur ontkent klager met eten te hebben gegooid en stelt niemand te hebben bedreigd. Hij is in een telefonisch gesprek met zijn advocaat niet zo vriendelijk tegen zijn advocaat geweest en is toen in de iso geplaatst. De situatie voor en na de dwangmedicatie is voor klager niet veranderd. Klager ziet niet in waarom hij medicatie moet innemen. Hij weet niet wat de reden daarvoor is. Klager is tegen langdurig werkende medicatie.

    De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
    Het zorgplan wordt regelmatig geëvalueerd. De laatste aantekening in het zorgplan is van 12 april 2017. Op pagina 3 staat onder het kopje medicatie: “Indien patiënt weigert medicatie te nemen wordt overwogen een dwangprocedure te starten.” Dat is inderdaad niet gespecificeerd naar a-dwangbehandeling. Onder het kopje Risicomanagement staat nog een opmerking over het overwegen van dwangmedicatie. In dit geval is gestart met een b-dwangbehandeling die is gecontinueerd in een a-dwangbehandeling. Er is geen update van het zorgplan na de toepassing van de b-dwangbehandeling. Het advies van de psychiater dat is gericht op de toepassing van b-dwangbehandeling, is tevens te interpreteren als het advies gericht op toepassing van a-dwangbehandeling. Dat gebeurt wel vaker. Als er een apart advies gericht op de a-dwangbehandeling zou worden gevraagd, zou daar hetzelfde in staan. De second opinion is van 24 mei 2017 en op 12 juni 2017 is de voorgenomen beslissing tot a-dwangbehandeling genomen. Op 29 mei 2017 heeft nader overleg tussen de directeur en de behandelend psychiater plaatsgevonden. Daarna is de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling genomen. Dat overleg is niet neergelegd in een schrijven, maar de a-dwangbehandeling zal toen wel besproken zijn. Na de b-dwangbehandeling was sprake van een opgaande lijn bij klager. Het is belangrijk om deze lijn langdurig te continueren. Voor wat betreft het gevaarscriterium is sprake van opbouw in agressie en dreiging. Klager heeft gescholden naar een verpleegkundig specialist, is dreigend naar deze persoon geweest en heeft met eten naar deze persoon gegooid. Desgevraagd geeft de directeur aan dat klager op afdeling 6a verblijft. Op die afdeling verblijven personen van de D/E categorie. Er is nog een zwaardere categorie F/G.

    Ter zitting wordt geconstateerd dat het advies van 16 mei 2017 van psychiater H. niet van een handtekening is voorzien. De directeur zal dit nagaan en de beroepscommissie binnen een week alsnog een ondertekende versie toesturen.
    Er is niets meer van de directeur ontvangen.

     

  3. De beoordeling

    In artikel 46e van de Pbw is het volgende geregeld:

    1 Geneeskundige behandeling overeenkomstig artikel 46d, onder a, vindt plaats na een schriftelijke beslissing van de directeur waarin wordt vermeld voor welke termijn zij geldt.

    2 Ten behoeve van deze beslissing dient te worden overgelegd een verklaring van de behandelend psychiater alsmede een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring betrekking heeft, is gestoord in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, zich voordoet. De verklaringen moeten met redenen zijn omkleed en ondertekend

    3 (…)

    De beroepscommissie stelt vast dat zich bij de stukken een advies van 16 mei 2017 van behandelend psychiater H. bevindt dat is gericht op toepassing van b-dwangbehandeling. Een b-dwangbehandeling is ook bij klager gestart. Er is geen advies van de behandelend psychiater dat is gericht op de toepassing van a-dwangbehandeling. Daarmee is naar het oordeel van de beroepscommissie niet voldaan aan de voorschriften zoals bedoeld in artikel 46 e, tweede lid, van de Pbw. Dat dit volgens de directeur vaker zo gebeurt en dat het advies voor de b-dwangbehandeling tevens is te interpreteren als het advies voor de a-dwangbehandeling, doet aan het oordeel van de beroepscommissie niet af, nu voor de b-dwangbehandeling andere criteria gelden, zoals bepaald in artikel 46d, aanhef en onder b, van de Pbw. Bovendien is de verklaring van de behandelend psychiater niet ondertekend.

    Op grond van artikel 46c, aanhef en onder a, van de Pbw vindt geneeskundige behandeling van de geestelijke gezondheidstoestand van de gedetineerde slechts plaats voor zover deze is voorzien in het geneeskundig behandelingsplan als bedoeld in artikel 46b, eerste lid.

    De beroepscommissie is van oordeel dat in het overgelegde zorgplan van klager onvoldoende concreet is voorzien in de geneeskundige behandeling van de geestelijke gezondheidstoestand van klager, nu slechts is aangegeven dat een dwangprocedure dan wel dwangmedicatie dan wel dwangbehandeling kan worden overwogen indien daar aanleiding toe is. De dwangbehandeling is niet nader gespecificeerd.

    De toepassing van een dwangbehandeling is een voor de gedetineerde zeer ingrijpende beslissing. In de Pbw en de Penitentiaire maatregel zijn zorgvuldigheidseisen gesteld aan de beslissing tot toepassing van een dwangbehandeling. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw niet aan alle wettelijke zorgvuldigheidseisen voldoet.

    Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing zal worden vernietigd. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van na te noemen hoogte.

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €50,=.


     

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M van der Bas, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M. A. G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 12 oktober 2017

 

 

 

                   secretaris                                                    voorzitter

 

Naar boven