Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1339/GB, 12 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1339/GB

Betreft: [Klager] datum: 12 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 4 februari 2013 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de p.i. Grave. Op 31 maart 2016 is hij geplaatst in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
In het kader van re-integratie en resocialisatie zou klager graag willen faseren. Voorts heeft klager op grond van artikel 14, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, een verzoek tot algemeen verlof gedaan. Zijn casemanager
meldde hem toen dat het verzoek een kleine kans van slagen had, gezien klagers bezwaar tegen zijn plaatsing in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap. Klager heeft echter nimmer verzocht om vanuit de p.i. Grave direct in een zeer
beperkt
beveiligde inrichting (z.b.b.i.) te worden geplaatst.

Klager heeft de afgelopen 7 maanden door hard werken laten zien dat hij voorgoed uit de criminaliteit stapt. Klager is van plan weer bij zijn vaste werkgever te gaan werken en energie te steken in zijn gezin met vier kinderen, onder wie een autistische
zoon. Voorts voldoet klager aan alle criteria voor detentiefasering, zoals vermeld in de Pbw. Hij heeft geen sancties opgelegd gekregen, verblijft in het plusregime, heeft nimmer positief gescoord op drugsgebruik, beschikt over een goedgekeurd
verlofadres, heeft een geldig legitimatiebewijs, heeft geen verslavingsachtergrond en heeft alle interventies positief afgerond. Daarnaast hebben de politie en het Openbaar Ministerie positief geadviseerd ten aanzien van klagers detentiefasering en
zijn
er geen contra-indicaties. Ook de reclassering staat voor 100 procent achter klagers verzoek tot detentiefasering en resocialisatie. Zonder overleg is echter vanuit de p.i. Vught een cursus budgettering opgelegd. Hierdoor wordt het traject van
detentiefasering vertraagd en wordt klager met opzet tegengewerkt.

Bovendien heeft klager in het verleden tientallen keren met goed gevolg verlof en strafonderbreking genoten. De motivering die de selectiefunctionaris geeft voor de bestreden beslissing, heeft derhalve niets te maken met algemeen verlof of
detentiefasering. De p.i. Vught gebruikt deze uitlatingen ten onrechte in het kader van klagers algemeen verlofaanvraag. In het selectieadvies van de p.i. Grave van 26 februari 2016 staat namelijk dat klagers recidiverisico als normaal wordt ingeschat.
Klager verzoekt het beroepschrift mondeling te kunnen toelichten en verzoekt de beroepscommissie alle rapportages op te vragen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is tijdens zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) op 23 september 2015 aangehouden en preventief ingesloten als verdachte van een nieuw delict. Op 19 januari 2016 heeft het arrondissementsparket te Maastricht klager een
gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd. Vanuit de p.i. Grave is in het selectieadvies van 26 februari 2016 geadviseerd klager in de gevangenis van de p.i. Vught te plaatsen, hoewel klager had te kennen gegeven in aanmerking te willen komen voor
detentiefasering. De directeur van de p.i. Grave heeft hierbij in aanmerking genomen dat geen trajectplan is opgesteld, klager tijdens zijn deelname aan een p.p. een nieuw delict heeft gepleegd en geen reclasseringsrapport voorhanden is. Daarnaast
dient
volgens de directeur van de p.i. Grave eerst een Risc afgenomen te worden. Gelet op het voorgaande acht de selectiefunctionaris klager niet geschikt voor detentiefasering. Klager is derhalve op 26 februari 2016 geselecteerd voor plaatsing in de
gevangenis van de p.i. Vught. Met deze keuze is volgens de selectiefunctionaris tegemoet gekomen aan de door klager opgegeven voorkeur. Op het moment dat een recent reclasseringsrapport beschikbaar is, kan opnieuw worden beoordeeld of voldoende
aanknopingspunten bestaan om klager voor detentiefasering in aanmerking te laten komen.

3.3. De directeur van de p.i. Grave heeft in het selectieadvies van 26 februari 2016 geadviseerd klager in het plusregime van de gevangenis van de p.i. Vught te plaatsen. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager tijdens zijn deelname aan een p.p.
een nieuw delict heeft gepleegd, geen recent reclasseringsrapport voorhanden is en nog geen Risc is afgenomen.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Nu hij geen argumenten heeft aangevoerd waarom een schriftelijke behandeling niet volstaat en de beroepscommissie zich op basis van de stukken voldoende ingelicht acht, wijst de
beroepscommissie het verzoek af. De beroepscommissie acht het voorts niet nodig verdere rapportages op te vragen. Het selectieadvies van de p.i. Grave van 26 februari 2016 bevindt zich reeds in het dossier.

4.2. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.3. Klager is vanuit het h.v.b. van de p.i. Grave geselecteerd voor plaatsing in de gevangenis van de p.i. Vught, waar hij sinds 31 maart 2016 verblijft. Klager wil echter in aanmerking komen voor detentiefasering. De beroepscommissie stelt vast
dat
klager tijdens zijn deelname aan een p.p. een nieuw delict heeft gepleegd, waarvoor hij op 19 januari 2016 is veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf. Dit vormt een forse contra-indicatie voor detentiefasering. Daarnaast is niet gebleken dat klager
recent met goed gevolg vrijheden heeft genoten. Bovendien is de fictieve einddatum van klagers detentie thans gesteld op 28 maart 2017, zodat klager nog een aanzienlijk strafrestant heeft. Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris om klager op dit moment nog niet in aanmerking te laten komen voor detentiefasering, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
ongegrond worden

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 12 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven