Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2042/GV, 12 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2042/GV

betreft: [...] datum: 12 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Lans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 juni 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit correspondentie van klagers raadsman met een medewerker van het ziekenhuis blijkt dat sprake was van risicovolle omstandigheden. Niet is gebleken van zwaarwegende beletselen tegen het verlenen van
een kortdurende strafonderbreking. Het incidentele verlof dat klager verleend is een dag voorafgaande aan de operatie van klagers moeder volstaat niet. Dit verlof is als zeer onprettig en geforceerd ervaren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit de informatie van de medisch adviseur is gebleken dat geen noodzaak bestond voor de verzorging van klagers moeder door klager. Voorts heeft klager zich eerder onttrokken
aan
detentie en is hij in eerste aanleg veroordeeld voor een strafbaar feit, gepleegd tijdens zijn onttrekking.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De afdeling individuele medische advisering (de IMA) heeft aangegeven dat strafonderbreking niet medisch geïndiceerd is.
Het Openbaar Ministerie heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft zich van advies onthouden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat thans een subsidiaire hechtenis van 117 dagen op grond van de wet Terwee. Aansluitend dient hij nog 75 dagen subsidiaire hechtenis te ondergaan, waarvan 7 dagen op grond van de wet Mulder. De datum van invrijheidsstelling is momenteel
bepaald op 8 oktober 2016.

Ingevolge artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van
verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor onder meer de verzorging van een ernstig zieke ouder.

Klager heeft op twee te onderscheiden gronden verzocht om strafonderbreking:
a. om zijn moeder te bezoeken voorafgaand aan een risicovolle operatie en
b. om haar nadien mede te verzorgen.

Ten aanzien van a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Voor kortdurend bezoek is incidenteel verlof het geëigende middel. Nu volstaan kan worden met een andere vorm van verlof – en dit ook aan klager is verleend – is niet gebleken van een
noodzaak tot strafonderbreking, zodat de bestreden beslissing in zoverre niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Ten aanzien van b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Door klager is niet aannemelijk gemaakt dat voor de verzorging van zijn moeder strafonderbreking noodzakelijk is. Hierbij komt nog dat klager na een eerder verlof niet is teruggekeerd en
zich van 26 september 2014 tot
28 augustus 2015 aan detentie heeft onttrokken, zodat sprake is van een weigeringsgrond als vermeld in artikel 4, onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Anders dan incidenteel verlof kan strafonderbreking niet onder begeleiding
plaatsvinden. Gelet hierop kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook in zoverre niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Nu de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 12 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven