Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1261/GA, 11 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:   17/1261/GA

 

betreft:     [klager]            datum: 11 oktober 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. de Heer, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 april 2017 van de beklagcommissie bij Detentiecentrum Schiphol,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 september 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsman, mr. T. de Heer, gehoord.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

De directeur van Detentiecentrum Schiphol had schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

    

1.  De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, waarvan een dag voorwaardelijk met een proeftijd van een maand, in verband met de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting  (DS2017/032).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.  De standpunten van klager en de directeur

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

Klager heeft twee weken in vreemdelingenbewaring verbleven, naar later bleek ten onrechte. Klager is een slimme man, die is opgekomen voor zijn rechten: niet alleen voor zichzelf, maar ook voor de groep. Het klopt dat klager dwingend kan zijn en dat hij op een dwingende manier om shag heeft gevraagd. De vraag is alleen of dit gedrag dermate ongewenst is dat dit plaatsing in een strafcel rechtvaardigde. Klager vindt van niet. Zijn gedrag was wellicht irritant, maar hij vindt het ongehoord onwenselijk gedrag te bestraffen met plaatsing in een strafcel. Klager ontkent met een stoel gegooid te hebben. Hij verzoekt de directeur te veroordelen in de kosten van het geding.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht en heeft te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de uitspraak van de beklagcommissie.

 

3.  De beoordeling

Uit het schriftelijk verslag van 13 februari 2017 volgt dat klager in een gesprek met het afdelingshoofd is aangesproken op zijn manier van spreken, omdat hij op een dwingende en respectloze manier tegen het afdelingshoofd sprak. Later op de dag vroeg klager aan het afdelingshoofd op een dwingende manier shag voor hem en de groep te regelen. Nadat het afdelingshoofd hem erop had gewezen dat hij op de reguliere manier een bestelling kon plaatsen, schold klager het afdelingshoofd in het Arabisch uit.

De beroepscommissie is van oordeel dat voormeld gedrag van klager onverenigbaar is met de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. De directeur kon naar aanleiding daarvan in redelijkheid beslissen aan klager een disciplinaire straf op te leggen.

Wat de hoogte van de opgelegde disciplinaire straf betreft, overweegt de beroepscommissie als volgt. In de “Sanctiekaart landelijk 2016” is vermeld dat verbale agressie wordt bestraft met een disciplinaire straf van maximaal drie dagen opsluiting in eigen cel. Hoewel dit strafmaximum wat het aantal dagen betreft niet is overschreden, is de directeur – zonder dit te motiveren – ten nadele van klager afgeweken van het strafmaximum, doordat hij aan klager een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel heeft opgelegd in plaats van in eigen cel.

Een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel in het onderhavige geval, waarbij enkel sprake was van verbale agressie, dient als disproportioneel te worden aangemerkt. Voor zover in de schriftelijke mededeling van de opgelegde straf is vermeld dat klager al sinds zijn binnenkomst in de inrichting voor de nodige overlast heeft gezorgd, heeft gerookt in de wachtruimte en met een stoel heeft gegooid, stelt de beroepscommissie vast dat hiervan geen schriftelijke verslaglegging is overgelegd.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep dan ook gegrond verklaren voor zover een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel is opgelegd in plaats van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 5,= toe.

De Pbw kent geen mogelijkheid voor een veroordeling in de proceskosten, zoals namens klager is verzocht.

 

 

4.  De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover aan klager een disciplinaire straf is opgelegd van opsluiting in een strafcel in plaats van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aan klager komt een tegemoetkoming van € 5,= toe.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 11 oktober 2017

 

                     secretaris                                                           voorzitter

Naar boven