Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2026/GV, 17 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2026/GV

betreft: [klager] datum: 17 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Rupert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 juni 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof omdat hij de bruiloft van zijn zuster op 17 juni 2016 wil bijwonen. Klagers aanwezigheid bij de bruiloft van zijn zuster is noodzakelijk. Klager is op zeer
jonge leeftijd geadopteerd uit Colombia en weet niet wie zijn biologische ouders zijn, noch of hij broers of zusters in Colombia heeft. Hij heeft ook slecht contact met zijn adoptieouders. Het enige familielid met wie hij wel goed contact heeft is zijn
zuster die op 17 juni 2016 zal trouwen. Er is geen sprake van een weigeringsgrond als genoemd in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het bijwonen van de bruiloft betreft weliswaar een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager, maar de noodzaak hierbij aanwezig te zijn ontbreekt en is ook niet
aannemelijk gemaakt door klager. Uit het advies vrijheden volgt dat klager niet goed omgaat met regels binnen de inrichting. Er is geen vertrouwen in een goed verloop van vrijheden. Er is een ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot
drugsgebruik.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het gerechtshof heeft klager veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
(ISD-maatregel). Voorts staat er een strafzaak open. In maart 2016 heeft hij fraude gepleegd bij een urinecontrole. Daarna heeft hij positief gescoord bij een urinecontrole. Hij heeft meerdere verslagen aangezegd gekregen wegens het niet opvolgen van
opdrachten van personeel. Klager laat niet zien dat hij betrouwbaar en gemotiveerd is.

3. De beoordeling
Het gerechtshof heeft klager veroordeeld tot een ISD-maatregel. Omdat klager hiertegen cassatie heeft ingesteld, is de (fictieve) einddatum van zijn detentie nog niet bekend.

Op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof op 17 juni 2016 om aanwezig te kunnen zijn bij de bruiloft van zijn zuster. In de toelichting op artikel 21 van de Regeling staat dat, hoewel de meest gangbare gronden voor het verlenen van incidenteel
verlof in de artikelen 23 tot en met 31 van voormelde Regeling zijn opgesomd, niet wordt uitgesloten dat ook andere gebeurtenissen aanleiding kunnen vormen voor het verzoeken om en het verlenen van incidenteel verlof. De bruiloft van klagers zuster is
een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer. Hoe begrijpelijk klagers wens om daarbij aanwezig te zijn ook is, zijn aanwezigheid is niet noodzakelijk in de zin van voornoemde Regeling. Dit maakt dat de afwijzing van het verzoek niet onredelijk en
onbillijk
kan worden geacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 17 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven