Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1517/GA, 20 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

nummer:   17/1517/GA

 

betreft:     […]                                                                                    datum: 20 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het detentiecentrum Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2017 van de beklagcommissie bij voormeld detentiecentrum, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2017, gehouden in het justitieel complex Zaanstad, is namens de directeur van het detentiecentrum Rotterdam gehoord de heer […], afdelingshoofd bij het detentiecentrum Rotterdam. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Als toehoorder was aanwezig […], rechter in opleiding.
 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
    Het beklag betreft
    a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens voortdurende tegenwerking en hautain gedrag en
    b. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, wegens het onttrekken aan het toezicht door het afplakken van het celluikje en de camera alsmede het onder water zetten van de strafcel
    (DC 2017-46).

    De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
     

  2. De standpunten van de directeur en klager
    Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
    Namens de directeur wordt verwezen naar de inhoud van het beroepschrift. Voor de directeur fungeert de Sanctiekaart 2016 slechts als leidraad. De wettelijke gronden voor het opleggen van disciplinaire straffen zijn beschreven in de artikel 23 en 24 van de Pbw. De opgelegde straffen vallen binnen deze wetgeving, aldus de directeur.
    In het geval van klager was veel gebeurd. Hij was reeds meermalen ‘achter de deur’ geplaatst. Zijn gedrag was buiten alle proporties. Op enig moment was de directeur op de afdeling om klager te spreken in het kader van hoor en wederhoor. Klager liep toen weg. De directeur vond dit obstructie. De opeenstapeling van incidenten, zoals beschreven in de in het kader van de onderhavige procedure overgelegde verslagen, heeft geleid tot de door klager bestreden beslissingen tot plaatsing in een strafcel.

    Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
     

  3. De beoordeling
    De beroepscommissie overweegt allereerst dat het verweer van de directeur, inhoudende dat de wettelijke gronden voor het opleggen van disciplinaire straffen zijn neergelegd in de artikelen 23 en 24 van de Pbw, niet juist is. De genoemde artikelen zien op ordemaatregelen. De voorwaarden waaronder een disciplinaire straf kan worden opgelegd zijn neergelegd in artikel 50 e.v. van de Pbw.
    De beroepscommissie overweegt voorts dat de Sanctiekaart 2016 een richtsnoer voor het opleggen van sancties bevat. Een directeur kan hiervan afwijken, maar als dat voor een gedetineerde in ongunstige zin is, dient de directeur een dergelijke beslissing, volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie, te motiveren.

    De vraag die in het onderhavige geval beantwoording behoeft is of de directeur, zoals de beklagcommissie meent, in voor klager ongunstige zin van de Sanctiekaart 2016 is afgeweken. Een lezing van de aan de strafoplegging ten grondslag liggende verslagen brengt met zich dat sprake was van een opeenstapeling van incidenten/voorvallen. Waar de beroepscommissie marginaal pleegt te toetsen, komt zij in dit geval, gelet op de inhoud van de verslagen, tot het oordeel dat de Sanctiekaart 2016 de oplegging van (een) disciplinaire straf(fen) van plaatsing in een strafcel niet uitsluit. De vraag of voor klager in ongunstige zin van de Sanctiekaart 2016 is afgeweken, dient dus met ‘nee’ te worden beantwoord.

    Tegen de achtergrond van het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren en het beklag van klager alsnog ongegrond verklaren. Hiermee is de grondslag aan de tegemoetkomingsbeslissing van de voorzitter van de beklagcommissie van 8 juni 2017, strekkende tot het toekennen van een tegemoetkoming aan klager van € 25,=, komen te ontvallen.
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

     

     

     

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 20 oktober 2017

     

     

                                   secretaris                                                      voorzitter

     

Naar boven