Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1339/GA, 17 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:   17/1339/GA

 

betreft:     […]                                                                               datum: 17 oktober 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 april 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Lelystad in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
    Het beklag betreft de beslissing van 14 maart 2017 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

    De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
     

  2. De standpunten
    Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie adviseert negatief omdat het slachtoffer in de buurt woont van het verlofadres, terwijl de politie stelt niet te weten wie het slachtoffer is. Klager is niet gewelddadig, maar heeft slechts geweigerd urine af te staan en ontving een melding tot onttrekking aan het toezicht van het personeel. Daaruit kan niet worden afgeleid dat het risico bestaat dat hij een misdaad zal plegen buiten de inrichting. Klagers einddatum nadert, zodat zijn resocialisatiebelang dient te prevaleren boven vergelding of het recidiverisico en risico op confrontatie met het slachtoffer. Klager wenste tijdens verlof een werkplek voor zijn opleiding te regelen. Klager is nog jong en een langere detentie komt zijn ontwikkeling niet ten goede.

    De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

    Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
    Het MDO heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder verwijzing naar het advies van de advocaat-generaal en wegens twee positieve urinecontroles en de melding onttrekking aan toezicht van het personeel.
    De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het verlofadres van gedetineerde zich op 850 meter afstand bevindt van het adres van het slachtoffer waar ook de inbraak heeft plaatsgevonden. De advocaat-generaal benadrukt dat klager een omvangrijke justitiële documentatie heeft, zodat de kans op herhaling aanzienlijk is.
    De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres, maar daarbij aangegeven niet te weten of er slachtoffers in de buurt wonen.
     

  3. De beoordeling
    Klager onderging een gevangenisstraf van elf maanden met aftrek, wegens schuldheling. Op 26 mei 2017 is klager in vrijheid gesteld.
    Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kon in totaal drie verlofaanvragen indienen.

    Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.

    Uit de inlichtingen van de advocaat-generaal bij het ressortpakket te Den Haag blijkt dat het verlofadres zich op 850 meter afstand bevindt van het adres van het slachtoffer van klagers delict. Dit brengt een reëel risico van ongewenste confrontatie met het slachtoffer van het door klager gepleegde misdrijf met zich mee, dat – gelet op de aanrijtijden van de politie – niet kan worden ondervangen door een locatiegebod of -verbod met elektronische controle.

    De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Daarom kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder g. en j. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

    De beklagcommissie heeft dan ook op goede gronden en met juistheid op het beklag beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.


     

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

    P. de Vries, secretaris, op 17 oktober 2017.

     

     

     

     

     

     

                            secretaris                                                    voorzitter

Naar boven