Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0870/GA, 5 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:05-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/870/GA

 

betreft: [Klager]           datum: 5 oktober 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Urbanus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Achterhoek,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a. het feit dat klager niet heeft mogen deelnemen aan de arbeid op 15 november 2016; en

b. het feit dat klager is teruggeplaatst naar het basisloon (OH 2016/361).

De beklagrechter heeft het beklag onder a. en b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Ten aanzien van onderdeel a. voert klager aan dat hij op 15 november 2016 op een andere arbeidszaal geplaatst had kunnen worden zolang nog geen beslissing was genomen over het conflict met de werkmeester. Hij was die dag niet ingesloten en had daarom moeten kunnen deelnemen aan het dagprogramma van zijn afdeling. Klager verzoekt om uitbetaling van zijn gemiste loon op 15 november 2016. Ten aanzien van onderdeel b. voert klager aan dat hij ten onrechte is teruggezet naar het basisloon. Hij was slechts gewaarschuwd dat hij zou worden teruggezet. Bovendien staat het conflict met de werkmeester hier los van. Klager verzoekt uitbetaling van het verschil tussen het basisuurloon en het verhoogde uurloon voor de periode vanaf 15 november 2016.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager stelt dat de werkmeester hem 15 november 2016 niet op de werkzaal wilde hebben en dat hij daardoor die dag niet betaald heeft gekregen. Gelet op de omstandigheden van het geval kan de beroepscommissie dit standpunt van de werkmeester billijken. Op de directeur rustte onder deze omstandigheden geen verplichting, zou er al een plaats op een andere werkzaal zou hebben opengestaan, hetgeen door de directeur wordt weersproken, klager een plek op een andere werkzaal aan te bieden.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel a. kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt. De werkmeester, zo blijkt uit zijn rapport van 14 november 2016, heeft vastgesteld dat de productiviteit van klager, die gelet op zijn eerdere productie een hoger dan het gebruikelijke loon ontving, naar zijn mening beneden peil was.  Hij wilde klager daarop aanspreken en heeft hem gevraagd waarom hij zijn aantallen niet haalde en als hij zijn aantallen niet haalt, hij teruggaat naar het normale loon. Daarop reageerde klager op een wijze die de directeur ertoe bracht hem een disciplinaire straf op te leggen.

 

In de beslissing oplegging disciplinaire straf overweegt de directeur dat de werkmeester klager een waarschuwing heeft gegeven en dat hij daarmede zijn extra beloning zou kunnen verliezen. Het gedrag dat klager vertoonde na de waarschuwing heeft geleid tot de oplegging van deze disciplinaire straf die niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

 

Nu de werkmeester klager vanwege zijn tegenvallende prestaties een waarschuwing heeft gegeven, waarvan mag worden uitgegaan dat de werkmeester klager de kans heeft gegeven wederom op zijn oorspronkelijke productiviteit terug te komen, valt, zonder nadere motivering, niet in te zien waarom klager is teruggeplaatst naar het basisloon.

Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond wordt verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard, onder aanvulling van de gronden. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend.

Met betrekking tot deze tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de voorliggende stukken kan niet worden opgemaakt wat de hoogte van klagers toeslag is geweest. De beroepscommissie zal klager over de periode van 15 november 2016 tot

9 maart 2017 een tegemoetkoming toekennen ter hoogte van deze gemiste toeslag.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake onderdeel a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake onderdeel b., onder aanvulling van gronden, gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt ter hoogte van hetgeen hiervoor is overwogen.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

M.G. Bikker, secretaris, op 5 oktober 2017

 

 

 

 

 

 

 

           

 

            secretaris         voorzitter

Naar boven