Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0689/GB, 8 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/689/GB

Betreft: [Klager] datum: 8 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. K.C. van de Wijngaart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 februari 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) en aansluitend deelname aan een penitentiair programma (p.p.) in het kader van een gestapeld traject afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 september 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De reclassering stelt in het advies van 8 december 2015 dat een persoonlijkheidsonderzoek en/of behandeling verplicht is. In het gesprek met de reclassering is aangegeven dat voornoemd onderzoek zowel tijdens als na de detentie plaats kan vinden. Na
overleg is besloten het onderzoek na de detentie plaats te laten vinden. Toen klager erachter kwam dat dit mogelijk een probleem voor zijn detentiefasering zou kunnen opleveren, heeft hij direct aangegeven bereid te zijn zo spoedig mogelijk met het
persoonlijkheidsonderzoek te starten, zoals hij tijdens zijn verblijf in de locatie De Schie ook al had aangegeven. Dat het geïndiceerde onderzoek en de daaruit wellicht voortkomende behandeling nog niet zijn gestart is derhalve niet aan klager te
wijten.

Verder wijst de selectiefunctionaris ten onrechte op een tweetal interne conflicten die zouden zijn voorgevallen. Tegen het eerste incident heeft klager beklag ingediend, waarover op zeer korte termijn een beslissing wordt genomen door de
beklagcommissie. Het beklag tegen het tweede incident is gegrond verklaard. Voorts kan het feit dat klager zich ongeveer twee jaar geleden niet aan de voorwaarden heeft gehouden, hem niet langer worden tegengeworpen. Het betreft hier een andere
detentie-/faseringstraject. Daarnaast is klager gemotiveerd zijn leven weer op te pakken en bereid zich aan alle voorwaarden te houden. Bovendien bleken de Lex Mulder zaken die nog open stonden na controle bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau
niet
te bestaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Ten behoeve van het gestapeld detentietraject zijn diverse adviezen opgevraagd. De politie heeft op 14 januari 2016 te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen klagers verzoek. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in het advies van 27 januari 2016 wel
zijn bezwaren kenbaar gemaakt. In voornoemd advies wordt gesteld dat klager sinds jonge leeftijd al vele malen in aanraking is geweest met politie en justitie wegens vermogens- en geweldsmisdrijven. Thans is klager veroordeeld wegens poging doodslag en
mishandeling. Het gewelddadige gedrag lijkt te escaleren. Er is geen informatie bekend dat klager besef heeft van zijn daden en de gevolgen ervan. Het recidiverisico wordt dan ook als hoog ingeschat. Daarnaast loopt de strafzaak nog in hoger beroep.
Ook
de reclassering acht het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden hoog, zoals blijkt uit het reclasseringsadvies van 8 december 2015. Nu klager in verband met diverse agressiedelicten in aanraking is gekomen met justitie en
hiervoor geen behandeling heeft gehad, ontbreekt het hem aan de vaardigheden om zijn agressie onder controle te houden. Hoewel klager stelt dat hij zich aan de bijzondere voorwaarden zal gaan houden kan, mede gelet op de negatieve ervaringen uit het
verleden, niet worden uitgesloten dat hij opnieuw de grenzen zal opzoeken dan wel zich aan die voorwaarden zal onttrekken. Daarmee bestaat ook een risico op letselschade voor het slachtoffer. De reclassering adviseert klager in aanmerking te laten
komen
voor een p.p. en adviseert daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting, drugs-en alcoholverbod, contactverbod, locatieverbod, locatiegebod en andere voorwaarden het gedrag betreffende. Daarnaast wordt een
persoonlijkheidsonderzoek geïndiceerd geacht.

Gelet op voorgaande adviezen heeft de selectiefunctionaris klagers verzoek afgewezen. In het beroepschrift is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze beslissing onredelijk is of op onjuiste gronden is genomen. Hierbij is in overweging genomen dat een
relatief groot gevaar voor recidive bestaat gezien de aard en achtergrond van het gepleegde delict, alsmede de herhaaldelijke politie- en justitiecontacten wegens het plegen van diverse vermogens- en geweldsmisdrijven. Het geïndiceerde
persoonlijkheidsonderzoek en de daaruit eventueel voortkomende behandeling zijn nog niet gestart, omdat klager nog niet formeel akkoord is gegaan met de door de psycholoog voorgestelde behandeling, hoewel hij heeft toegezegd te willen meewerken.
Daarnaast kenmerkt het gedrag van klager in de inrichting zich door verbale agressie en bedreigingen en heeft hij zich gedurende een eerder toezicht door middel van elektronische controle daaraan onttrokken. Klager kan gelet op het voorgaande de
verantwoordelijkheid die inherent is aan de vrijheden gedurende een detentiefaseringstraject, in onvoldoende mate dragen. De bereidheid van klager zijn medewerking te verlenen aan een behandeling gericht op agressieregulatie en de afbetalingsregeling
die is getroffen, maken dat niet anders.

4. De beoordeling
4.1. In zeer beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen kunnen gedetineerden worden geplaatst die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, die in geval de
veroordeling onherroepelijk is ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan dan wel in geval de veroordeling nog niet onherroepelijk is een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is
aan
de helft van de opgelegde gevangenisstraf, die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres, die een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart
2014,
Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit de adviezen van de reclassering en de directeur van de p.i. Dordrecht volgt dat het recidiverisico en het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden als hoog worden ingeschat en dat er een risico op letselschade voor klagers ex-vrouw
aanwezig is. Hierbij zijn het feit dat hij regelmatig wegens agressiedelicten in aanraking is gekomen met justitie en hiervoor nog geen behandeling heeft gehad en het feit dat hij zich eerder niet aan de voorwaarden heeft gehouden tijdens een
elektronische controle door zijn ex-vrouw met een mes aan te vallen en vervolgens te vluchten, in aanmerking genomen. De reclassering adviseert ondanks het voorgaande positief, maar acht hiervoor wel een persoonlijkheidsonderzoek geïndiceerd. Niet
gebleken is dat inmiddels een start hiermee is gemaakt. De selectiefunctionaris heeft onweersproken aangevoerd dat dit komt, doordat klager nog niet formeel akkoord is met de door de psycholoog voorgestelde behandeling. Voorts is niet gebleken dat
klager reeds met goed gevolg vrijheden heeft genoten. Daarnaast is klagers einddatum van detentie vastgesteld op 18 augustus 2017, zodat hij over een fors strafrestant beschikt. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, mede gezien de negatieve adviezen van het OM en de directeur van de p.i. Dordrecht, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van L.L. Heikens, secretaris, op 8 juni 2016

secretaris voorzitter

Naar boven