Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0405/SGA, 11 februari 2016, schorsing
Uitspraakdatum:11-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/405/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 11 februari 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 februari 2016, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf
van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, voor de duur van zes dagen, ingaande op 7 februari 2016 om 10.45 uur en eindigende op 13 februari 2016 om 10.45 uur, wegens het in bezit hebben van geprepareerde artikelen en het verbreken
van verzegeling en uitdraaien van schroefjes.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 8 februari 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 11 februari 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een verslag van 4 februari 2015, wordt voldoende aannemelijk dat er tijdens een
celinspectie geprepareerde artikelen, in de vorm van een afgebroken mes en afgebroken vork en een van oude pennen gemaakt “hengeltje”, zijn aangetroffen alsmede een radio waar de schroeven uit waren gehaald en waar verzegelingen van waren verbroken dan
wel beschadigd. De verklaring die verzoeker in het schorsingsverzoek geeft voor de aanwezigheid van het afgebroken mes maakt niet dat nu reeds duidelijk is dat er geen sprake kan zijn van contrabande. Gelet op het vorenstaande kon de directeur – naar
het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid de onderhavige disciplinaire straf opleggen. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 11 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven