Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0535/SGA, 23 februari 2016, schorsing
Uitspraakdatum:23-02-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/535/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 23 februari 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde inrichting van 16 februari 2016 en van 18 februari 2016, inhoudende
respectievelijk:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van vijf dagen, ingaande op 15 februari 2016 om 10.00 uur en eindigende op 20 februari 2016 om 10.00 uur,
b. de beslissing om de onder a genoemde beslissing ten uitvoer te leggen in den afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de p.i. Vught en
c. de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 20 februari 2016 om 10.00 uur en eindigende op 5 maart 2016 om 10.00 uur en
d. de beslissing om de onder c genoemde ordemaatregel ten uitvoer te leggen in de BPG voornoemd.
De onder c opgelegde ordemaatregel en de onder d genoemde beslissing om deze ordemaatregel ten uitvoer te leggen in de BPG zijn aan verzoeker opgelegd om verzoeker en de afdeling kans te geven om tot rust te komen na de gebeurtenis op de luchtplaats
van
15 februari 2016

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 16 februari 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 22 februari 2016.

1. De beoordeling
De voorzitter overweegt ten aanzien van de onder a en onder b genoemde beslissingen als volgt. De opgelegde disciplinaire straf van 16 februari 2016 en de beslissing om deze ten uitvoer te leggen in de BPG zijn inmiddels afgelopen, te weten op 20
februari 2016.

Nu deze beslissingen niet meer ten uitvoer worden gelegd, zal het verzoek in zoverre niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van deze onderdelen van zijn verzoek zodat
het verzoek in zoverre moet worden afgewezen.

De voorzitter stelt ten aanzien van de onder c en d genoemde beslissingen voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de
zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend
belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Op grond van de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een verslag van 15 februari 2016, is gebleken dat verzoeker die dag vanaf de luchtplaats een fles water richting het personeel heeft gegooid, dat hij daarna een basketbal richting het
personeel gooide en dat hij daarbij personeel uitschold. Volgens de directeur heeft verzoeker hiermee de orde en veiligheid in de inrichting ernstig in gevaar gebracht en verzoeker heeft hiervoor een disciplinaire straf van vijf dagen strafcel opgelegd
gekregen. Gezien de impact van verzoekers gedrag werd onwenselijk geacht om deze straf ten uitvoer te leggen op de afdeling en heeft de directeur in verband met de orde, rust en veiligheid in de inrichting besloten om deze straf ten uitvoer te leggen
in de BPG van de p.i. Vught. Op 19 februari 2016 is een einde gekomen aan de tenuitvoerlegging van deze disciplinaire straf. Om verzoeker en de gehele afdeling de kans te geven tot rust te komen is verzoeker vervolgens een ordemaatregel van plaatsing
in
afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, wederom ten uitvoer te leggen in de BPG, opgelegd. Aan deze ordemaatregel ligt ten grondslag de omstandigheid dat de gebeurtenis van 15 februari 2016 op de luchtplaats veel onrust heeft
veroorzaakt, zowel bij verzoeker als bij de andere op de afdeling verblijvende gedetineerden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is voldoende aannemelijk geworden dat door verzoekers gedrag de orde en veiligheid op de afdeling ernstig is
verstoord en dat terugkeer naar die afdeling op dit moment nog niet aan de orde is. Gelet op het voorgaande moeten de beslissingen van de directeur - wederom naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – tot oplegging van de ordemaatregel en de
beslissing om deze ordemaatregel ten uitvoer te leggen in de afdeling BPG in de p.i. Vught in het belang van de orde en de veiligheid in de inrichting gerechtvaardigd worden geacht. Het verzoek zal derhalve in zoverre worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 23 februari 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven