Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/4201/TB, 1 juni 2016, beroep
Uitspraakdatum:01-06-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/4201/TB

betreft: [klager] datum: 1 juni 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H.M. Handring, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 30 november 2015 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 april 2016, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord, namens de Staatssecretaris,
[...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Bij brief van 7 april 2016 heeft klagers raadsvrouw mr. J.H.M. Handring meegedeeld dat klager en zijzelf niet ter zitting aanwezig zullen zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de Oostvaarderskliniek) afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 9 september 2008 geplaatst in FPC Veldzicht. Op 6 september 2013 is klager overgeplaatst naar Hoeve
Boschoord, thans Trajectum Noord (verder te noemen: Trajectum) geheten. Bij brief van 22 september 2015 is namens klager verzocht om overplaatsing van klager naar de Oostvaarderskliniek. De Staatssecretaris heeft klagers overplaatsingsverzoek bij brief
van 30 november 2015 afgewezen.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil worden overgeplaatst naar de Oostvaarderskliniek omdat deze kliniek dichterbij de woonplaats van zijn familie (Amsterdam) is. Als het door Trajectum voorgestane resocialisatietraject wordt
gevolgd, zal het naar verwachting nog vier jaar duren voordat klager kan worden overgeplaatst naar een vervolgvoorziening in de buurt van zijn familie. Vanwege de afstand tussen de woonplaats van zijn familie en Trajectum, kan zijn familie niet of zeer
weinig op bezoek komen bij klager. Klager praktiseert thans begeleide verloven, maar deze zullen vanwege de afstand niet in Amsterdam plaatsvinden. Trajectum heeft weliswaar te kennen gegeven bereid te zijn klager te faciliteren in het begeleid
bezoeken
van zijn familie, maar naar verwachting zal een dergelijk bezoek in de praktijk maar zeer zelden kunnen plaatsvinden. Klager kan zich niet verenigen met het standpunt van Trajectum dat die inrichting de meest geschikte plek voor hem is. Klager heeft
een
lichte verstandelijke beperking; er zijn diverse andere tbs-klinieken die patiënten met een dergelijke beperking opnemen. Bovendien verloopt klagers behandeling in Trajectum moeizaam. Dit is het rechtstreekse gevolg van het feit dat klager ver van zijn
familie vandaan verblijft. Een verblijf in een inrichting meer in de buurt van zijn familie zal een positief effect hebben op klagers verloven en resocialisatie. Een overplaatsing is dan ook in het belang van alle partijen. De mededeling van de
Staatssecretaris dat de Oostvaarderskliniek geen behandeling biedt voor patiënten met een verstandelijke beperking is voorbarig. Er zou tenminste een gesprek met de Oostvaarderskliniek kunnen worden aangegaan, zodat die inrichting zelf kan beoordelen
of
behandeling van klager in die inrichting mogelijk is.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Trajectum heeft in reactie op het overplaatsingsverzoek te kennen gegeven dat klagers resocialisatietraject moeizaam van de grond is gekomen, maar dat hij
inmiddels begeleide landelijke verloven praktiseert. Het is de bedoeling om stapsgewijs toe te werken naar een woonomgeving met passende begeleiding en begrenzing. De eerste stap is uitbreiding van klagers vrijheden om hem vervolgens via een besloten
setting op het terrein van Trajectum en door middel van forensisch psychiatrisch toezicht te laten uitstromen naar een vervolgvoorziening in de nabijheid van zijn familie. Een overplaatsing naar een andere inrichting in deze fase van de behandeling zal
gelet op klagers behandelgeschiedenis naar alle waarschijnlijkheid slechts leiden tot een langere behandelduur. Er zal dan een opnieuw een behandelrelatie moeten worden opgebouwd en er zal opnieuw verlof aangevraagd moeten worden. Dit is niet in
klagers
belang. Hierbij komt dat klager vanwege zijn verstandelijke beperking slechts in een beperkt aantal klinieken (FPC Dr. S. van Mesdag, FPC De Kijvelanden, FPC De Rooyse Wissel, Trajectum en de Woenselse Poort) terecht kan. De Oostvaarderskliniek is niet
voldoende toegerust voor de behandeling van deze specifieke groep patiënten en neemt geen patiënten met een lichte verstandelijke beperking op. Hoewel klagers wens om dichterbij zijn familie te verblijven begrijpelijk is, wordt een groter belang
gehecht
aan de voortgang van de behandeling. Trajectum is gespecialiseerd in de behandeling van patiënten met een verstandelijke beperking en biedt hiervoor passende resocialisatiemogelijkheden. Klager heeft hiervan reeds kunnen profiteren en zal hier ook in
de
toekomst baat bij hebben. Overigens wordt klager de mogelijkheid geboden om zijn familie begeleid te bezoeken vanuit Trajectum.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Voordat klager, die een lichte verstandelijke beperking heeft, is geplaatst in Trajectum heeft hij bijna vijf jaar in FPC Veldzicht verbleven. Uit het overplaatsingsverzoek van FPC Veldzicht van 15 mei 2013 komt naar voren dat klager in die inrichting
geen behandelonderdelen volgde, dat zijn behandeling daar moeizaam verliep en dat het behandelresultaat daar beperkt was. In september 2010 heeft FPC Veldzicht geconcludeerd dat klagers behandeling zich niet langer zou moeten richten op verandering van
pathologie, maar meer op het zoeken van een geschikte vervolgvoorziening waar hem blijvend de benodigde zorg, structuur en begeleiding geboden kan worden. Met het oog hierop is een machtiging begeleid verlof aangevraagd en vanaf de zomer van 2011 ging
klager met begeleid verlof. Volgens FPC Veldzicht vertoonde klagers behandeling sinds september 2011 evenwel een sombere tendens. Hoewel de verloven goed verliepen, is klager na 4 augustus 2012 niet meer met verlof geweest, omdat hij dit zelf niet meer
wilde. In september 2012 heeft FPC Veldzicht geconcludeerd dat klager onvoldoende heeft kunnen profiteren van het behandelaanbod in die inrichting en dat sprake was van een stagnatie in de ontwikkeling van klager en zijn resocialisatietraject.

Op 6 september 2013 heeft de Staatssecretaris klager overgeplaatst naar Trajectum voor een tweede behandelpoging. Uit de (in de afwijzende beslissing van de Staassecretaris weergegeven) reactie van Trajectum op het overplaatsingsverzoek van klager
volgt
dat klager in Trajectum, net als in FPC Veldzicht, niet wilde deelnemen aan behandelonderdelen en dat Trajectum eveneens tot de conclusie is gekomen dat klagers behandeling gericht moet zijn op het zoeken van een geschikte vervolgvoorziening voor
klager. Om die reden heeft Trajectum in juli 2014 een machtiging voor begeleid verlof aangevraagd. Hoewel klager na afgifte van de verlofmachtiging door het ministerie aanvankelijk (net als in FPC Veldzicht) heeft geweigerd op begeleid verlof te gaan,
gaat hij – nadat door sociotherapie de nodige inspanningen zijn geleverd om een werkrelatie op te bouwen – inmiddels wel met begeleide landelijke verloven. De bedoeling is dat klagers vrijheden in de komende periode worden uitgebreid. Als dit goed gaat
dan is de volgende stap een overplaatsing van klager naar een besloten setting op het terrein van Trajectum. De laatste stap in het traject zoals Trajectum dat voor ogen heeft is de uitstroom van klager door middel van forensisch psychiatrisch toezicht
naar een woonvoorziening in de nabijheid van zijn familie.

Uit het vorenstaande volgt dat, nadat klagers resocialisatietraject in FPC Veldzicht was gestagneerd en nadat een resocialisatietraject in Trajectum moeizaam van de grond is gekomen, thans voor het eerst sinds jaren een stap – klager gaat met begeleid
verlof – voorwaarts is gemaakt in het resocialisatietraject zoals (eerst FPC Veldzicht en nu) Trajectum dat voor ogen heeft. Gelet op klagers behandelgeschiedenis, die zich kenmerkt door het moeizaam tot stand komen van een behandelrelatie, acht de
beroepscommissie evenals Trajectum en de Staatssecretaris aannemelijk dat een overplaatsing van klager naar een andere inrichting – waar dan een nieuwe behandelrelatie zal moeten worden opgebouwd – in dit stadium van de behandeling zal leiden tot een
langere behandelduur. Dit is niet wenselijk. Bovendien is Trajectum gespecialiseerd in de behandeling van patiënten met een verstandelijke beperking, biedt die inrichting passende resocialisatiemogelijkheden voor patiënten met een verstandelijke
beperking en heeft die inrichting een duidelijk resocialisatietraject voor klager voor ogen. Uit het vorenstaande volgt dat er behandelinhoudelijke argumenten bestaan om klagers verblijf in Trajectum te continueren. Hoewel klagers wens om dichterbij
zijn familie te verblijven begrijpelijk is, is de beroepscommissie gezien klagers behandelverleden van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat in deze fase van de behandeling de voortgang van de behandeling in
Trajectum dient te prevaleren boven klagers wens om te worden overgeplaatst naar een inrichting dichterbij de woonplaats van zijn familie. Hierbij komt nog dat de Oostvaarderskliniek – de inrichting waarnaar klager wil worden overgeplaatst – niet
beschikt over een afdeling voor patiënten met een lichte verstandelijke beperking (vgl. RSJ 12 oktober 2015, 15/865/TB), zodat een overplaatsing van klager naar die inrichting niet tot de mogelijkheden behoort. Gezien het vorenstaande kan de bestreden
beslissing van de Staatssecretaris niet worden aangemerkt als onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat Trajectum heeft meegedeeld dat klager de mogelijkheid wordt geboden om zijn familie tijdens begeleide verloven te bezoeken. De beroepscommissie acht van belang dat Trajectum klager deze mogelijkheid
daadwerkelijk en met enige regelmaat biedt en gaat ervan uit dat Trajectum zich ook in de toekomst zal blijven inspannen om bezoekcontact tussen klager en zijn familie te faciliteren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 1 juni 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven