Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1472/GB, 12 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1472/GB

Betreft: [klager] datum: 12 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 april 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 30 oktober 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de extra zorg voorziening van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De bestreden beslissing is op geen enkele wijze onderbouwd. Ook is de beslissing niet besproken met klager. Voorts is geen enkel advies uitgebracht. Er gaan geruchten dat
veel verzoeken tot fasering bij voorbaat al worden afgewezen. Dit zou te maken hebben met dreigende leegstand in de gevangenissen.
Klager verzoekt de beroepscommissie zijn zaak aan te houden totdat hij inzage heeft gekregen in zijn penitentiair dossier waarmee hij zich op gepaste wijze kan verdedigen. Klager is van mening dat sprake is van karaktermoord en dat de beroepscommissie
onjuist en niet volledig wordt geïnformeerd. Hij heeft hierover gesproken met het afdelingshoofd en met de directeur die hebben toegezegd nog eens naar zijn zaak te zullen kijken. De casemanager is momenteel in ieder geval niet bereid enige wijzingen
door te voeren. Klager verzoekt de beroepscommissie zijn zaak mondeling te behandelen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is zowel in de p.i. Vught als in de p.i. Krimpen aan den IJssel geïnformeerd over faserings(on)mogelijkheden. Verzoeken om
detentiefasering worden niet afgewezen op grond van capaciteit.
Het verzoek van klager is afgewezen, omdat hij beschikt over een strafrestant van meer dan een jaar. Ook beschikt hij niet over een aanvaardbaar verlofadres en heeft hij nog een openstaande boete waarvoor hij nog geen betalingsregeling heeft getroffen.
Voorts is verdere diagnostiek geïndiceerd ten einde te kunnen komen tot een re-integratieplan. Klager is immers bij herhaling veroordeeld voor zedendelicten. Zolang klager echter niet wenst mee te werken aan verdere diagnostiek kunnen risico’s
onvoldoende worden ingeschat en is verdere fasering naar de mening van de selectiefunctionaris ook om deze reden niet gewenst.

4. De beoordeling
Klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep totdat hij inzage heeft gehad in zijn penitentiair dossier. Voorts heeft klager verzocht om zijn beroep mondeling te behandelen. De beroepscommissie acht zich echter voldoende
ingelicht om het beroep te beslissen en wijst klagers verzoeken dan ook af.

In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b. van de Pbw kan aan een p.p. worden deelgenomen gedurende ten hoogste een zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf direct voorafgaand aan de datum van invrijheidstelling, mits het strafrestant bij
aanvang van de deelname aan het p.p. ten minste vier weken en ten hoogste een jaar bedraagt.
Op grond van artikel 7, derde lid, aanhef en onder e. van de Pm dient een gedetineerde die in aanmerking wil komen voor deelname aan een p.p. te beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres.

Uit de stukken, waaronder begrepen het selectieadvies van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel, volgt dat de bewoonster van het door klager opgegeven verblijfadres heeft verklaard klager absoluut niet in huis te willen hebben en hier nooit
toestemming voor te hebben gegeven. Klager beschikt derhalve niet over een aanvaardbaar verblijfadres. Voorts is de fictieve einddatum van klagers detentie gesteld op 4 november 2017, zodat klagers strafrestant meer dan een jaar bedraagt en hij
derhalve
evenmin voldoet aan de voorwaarde als genoemd in artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b. van de Pbw.
Nu klager niet voldoet aan de voorwaarden voor deelname aan een p.p., kan de beslissing van de selectiefunctionaris reeds hierom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven