Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1643/GA, 12 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1643/GA

Betreft: [klager] datum: 12 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.T.H.M. Mühren namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 mei 2016 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 juni 2016, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is klager, bijgestaan door de kantoorgenoot van zijn raadsman
mr. E. van der Gulik gehoord.

De directeur van het PPC van de penitentiaire inrichtingen Over-Amstel is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
Het beroep betreft de beslissing van de directeur van 3 mei 2016, inhoudende dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (verder: a-dwangbehandeling) voor de
duur van drie maanden.

2. De standpunten en adviezen
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het gaat niet zo goed met klager. Hij krijgt nog steeds medicatie. Hij heeft de medicatie ingenomen omdat hem gezegd is dat, als hij de medicatie niet zou innemen, deze hem per injectie zou worden toegediend. Hij heeft hier getuigen van. Klager
begrijpt
niet waarom hij de medicatie moet innemen. Hij is altijd rustig. Voorts heeft de medicatie effect op zijn andere medicatie. Hij heeft het aan zijn lever en heeft hepatitis C. Zijn lever gaat door de dwangmedicatie achteruit. Hij krijgt geen medicatie
voor zijn lever. Het duurt maanden voordat hij bij een MDL-arts terecht kan. Vóór het toedienen van dwangmedicatie was hij sociaal actief. Hij schaakte. Door de medicatie is hij duf en sloom en kan hij niet meer schaken. Hij is minder vrolijk en
zondert
zich af op zijn kamer. Het gevaar, waarvan zonder het gebruik van dwangmedicatie sprake van zou zijn, is niet gepreciseerd. De beslissing tot toediening van dwangmedicatie is niet goed onderbouwd en niet proportioneel. Het is niet waar dat klager
paranoïde wordt als de spanning oploopt. Hij werd toentertijd daadwerkelijk bedreigd van buitenaf en de daders zijn gepakt. Er is hem wel eens gevraagd of hij dingen hoorde. Het incident, waarvan wordt gesproken, vond plaats in 2012. Daarna is er niets
meer gebeurd. Hij is al langere tijd ontevreden maar niet agressief. Er is geen sprake van isoplaatsing of conflicten met medegedetineerden. Hij had zich opgegeven voor een gevangenis met een houtwerkplaats maar is in een EZV geplaatst. Hij is
uitgevallen omdat hij niet naar de werkzaal mocht. Werken is een recht.
Op 23 augustus 2016 komt hij vrij. Hij gaat dan op kamers bij zijn vriendin of bij een vriend in Amsterdam of in Hoorn wonen. Voor zijn resocialisatie wordt niets gedaan. Hij gaat na zijn invrijheidstelling gewoon terug naar zijn eigen kennissen. Hij
wordt binnenkort 50 en zal zich wel redden.
Van zijn leven heeft hij negentien en een half jaar in de bajes doorgebracht. Het lijkt wel of de inrichtingspsychiater een contract heeft met de fabrikant om zoveel mogelijk Olanzapine voor te schrijven. Door de Olanzapine wordt klager depressief en
doodziek. Hij is nooit eerder depressief geweest in detentie.

De directeur heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Er is sprake van schizofrenie en een wankel evenwicht. Klager verliest gemakkelijk het overzicht. Hij doet paranoïde uitspraken over het gevaar dat hij buiten zou lopen. In de zomer van 2016 loopt klagers detentie af. Door de terugkeer in
maatschappij zal de druk op klager en daarmee het risico van impulsdoorbraken en paranoïdie toenemen. De kans op succesvolle re-integratie zal gering zijn. Klager kan de zeer gestructureerde omgeving van het PPC net aan maar wil naar een regulier
regime. Volgens de psychiaters is sprake van een ernstige stoornis waaruit het gevaar voorkomt dat klager zich van het leven zal beroven of zich ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, hij maatschappelijk ten gronde zal gaan, zich in ernstige mate
zal verwaarlozen, hij agressie zal oproepen bij anderen in verband met hinderlijk gedrag, hij een ander van het leven zal beroven of ernstig letsel zal toebrengen. Eerder zijn andere behandelinterventies ingezet. Motiverende gesprekken hebben geen
effect gehad. Klager ziet de kwetsbaarheid voor een psychose niet in. Hij denkt dat plaatsing in een regulier regime voor verbetering zal zorgen. Na plaatsing in een regulier regime is hij na twee weken weer teruggeplaatst naar het PPC wegens
toenemende paranoïdie. Klager gaat niet akkoord met het behandelplan. Op het moment dat klager zijn medicatie niet wil innemen, ontstaat een neergaande lijn in zijn psychotisch toestandsbeeld. Hij heeft geen ziektebesef. Hij wil liever geen medicatie
innemen omdat hij de vorige keer daarvan klachten heeft ondervonden. Een eerdere dwangmedicatie in 2012 heeft een goed effect gehad op klager.

Uit de verklaringen van de psychiaters en het uittreksel van het behandelplan komt het volgende naar voren. Er is sprake van schizofrenie en eerder psychotisch decompenseren met automutilatie/suïcidepoging. Klager weigert sinds enkele maanden
antipsychotica in te nemen. Uit klagers ernstige stoornis komt het gevaar voort dat klager zich van het leven zal beroven of zich ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, hij maatschappelijk ten gronde zal gaan, zich in ernstige mate zal
verwaarlozen,
bij anderen agressie zal oproepen in verband met hinderlijk gedrag, hij een ander van het leven zal beroven of ernstig letsel zal toebrengen. Andere behandelinterventies hebben geen effect gehad. Op het moment dat klager zijn medicatie niet wil
innemen, is sprake van een neergaande lijn voor wat betreft zijn psychotisch toestandsbeeld. In 2012 was sprake van voornoemde psychotische decompensatie met automutilatie/suïcidepoging. Daarna heeft een dwangbehandeling plaatsgevonden waar klager van
opknapte. Klager is overeenkomstig zijn wens een kans geboden in een regulier regime maar na twee weken was sprake van toenemende paranoïdie en is hij teruggeplaatst naar het PPC. Psychotherapie is momenteel niet mogelijk. Eind april 2016 was driemaal
sprake van forse verbale impulsdoorbraken tegen een behandelaar, de onafhankelijk psychiater en een z.b.i.w.’er. Klager zal over enkele maanden in vrijheid worden gesteld.

3. De beoordeling
De directeur heeft de beslissing tot toepassing van a-dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die niet bij klagers behandeling betrokken is, maar klager kort tevoren heeft onderzocht.
In navolging van het bepaalde in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw heeft de directeur de verklaringen van die psychiaters overgelegd. Voorts is namens de directeur een uittreksel uit klagers behandelplan overgelegd, waarin in de mogelijkheid tot
toepassing van dwangbehandeling met medicatie ten aanzien van klager is voorzien.

Uit de overgelegde adviezen van de psychiaters en het uittreksel van het behandelplan acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager een psychiatrische stoornis heeft, dat klager vanuit die stoornis gevaar als bedoeld in artikel
46a,
eerste lid aanhef en onder a, b, c en d, en tweede lid aanhef en onder a, van de Pbw veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn
kan worden weggenomen en zelfs zal toenemen. Tevens is voor de beroepscommissie aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van doelmatigheid, proportionaliteit en subsidiariteit.

Op grond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om bij klager dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw toe te passen niet kan worden aangemerkt als onredelijk of
onbillijk. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. J.W. Rijkers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven