Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1860/GV, 8 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1860/GV

betreft: [...] datum: 8 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 mei 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. M.D. Rijnsburger om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft op 29 februari 2016 de aanvraag ingediend om zijn moeder te kunnen bezoeken. Omdat zij nog onvoldoende is hersteld na een rugoperatie is zij niet in staat om klager te bezoeken. Deze
aanvraag is kennelijk tot 17 maart 2016 blijven liggen. Vervolgens zijn de medische adviezen op 21 maart 2016 en 30 maart 2016 ontvangen. Eerst op 20 mei 2016 heeft klager de afwijzing op zijn verlofaanvraag ontvangen. Hiermee is klager feitelijk de
mogelijkheid ontnomen de onterechte afwijzing aan te vechten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Gelet op het advies van de medisch adviseur moet worden geconcludeerd dat klagers moeder in staat is klager te bezoeken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie (de medisch adviseur) heeft aangegeven dat verlof op medische gronden niet is geïndiceerd omdat klagers moeder in staat wordt geacht om te kunnen reizen.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag onder verwijzing naar het advies van de medisch adviseur.
De verlofcommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag onder verwijzing naar de adviezen van de advocaat-generaal en de medisch adviseur.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 28 augustus 2018.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor een bezoek aan zijn moeder.

Uit artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind of ouder, indien deze wegens medische of
psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.

Uit het advies van de medisch adviseur blijkt dat geen noodzaak bestaat voor klager om zijn moeder te bezoeken, nu zij voldoende mobiel is en medisch gezien in staat wordt geacht klager te bezoeken in de inrichting. Derhalve is thans niet voldaan aan
de
voorwaarden voor incidenteel verlof als bepaald in bovengenoemd artikel. Het beroep zal ongegrond wordt verklaard.

Voor zover in beroep wordt geklaagd over de termijn waarop de beslissing op klagers verlofaanvraag is genomen en hij hiervan in kennis is gesteld, wordt opgemerkt dat het zeer wenselijk is dat zo spoedig mogelijk op een verlofaanvraag wordt beslist,
maar dat de wet, indien dit niet geschiedt, hier geen gevolgen aan verbindt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 8 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven