Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0764/SGA, 14 maart 2016, schorsing
Uitspraakdatum:14-03-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/764/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 14 maart 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting,, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in
een strafcel, voor de duur van veertien dagen, ingaande op 5 maart 2016 om 15.30 uur en eindigende op 19 maart 2016 om 15.30 uur, wegens fysieke agressie tegen personeel en bedreiging van personeel.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 10 maart 2016, van de op 11 maart 2016 bij de Raad ontvangen aanvulling daarop alsmede van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie bij voormelde
p.i.
inhoudende dat het schorsingsverzoek als klacht wordt beschouwd en zal worden ingeboekt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen, waaronder een op 5 maart 2016 opgemaakt verslag, is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker zich op 5 maart 2016 schuldig heeft gemaakt aan fysieke agressie, waarbij hij onder meer een
personeelslid
in de halsklem heeft genomen en waarbij dat personeelslid letsel heeft opgelopen. Gelet daarop kon de directeur – naar het voorlopig oordeel van de directeur – een beslissing als de onderhavige nemen. Het feit dat verzoeker toen hij door personeel
naar
de grond werd gewerkt (nadat hij het personeelslid in de halsklem had genomen) letsel heeft opgelopen (terwijl niet vaststaat dat er door het personeel hardhandiger is opgetreden dan nodig was) is geen reden om de door de directeur opgelegde straf
disproportioneel te achten. Gelet op vorenstaande moet het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars secretaris, op 14 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven