Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1306/GV, 8 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1306/GV

betreft: [...] datum: 8 juli 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 april 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat sprake is van een hoog recidiverisico, omdat klager geen inhoudelijke informatie wil geven over zijn strafzaak. Het Openbaar Ministerie beschikt wel over deze informatie en heeft positief geadviseerd.
Volgens de politie zou klager betrokken zijn bij dreiging op het leven van een andere persoon. Nu klager hierover niet is gehoord, noch als verdachte is aangemerkt of is aangehouden, is geen sprake van een serieuze verdenking. Bovendien wordt in het
advies van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) van 18 maart 2016 juist gesteld dat de politie “niet echt met hem bezig is”. Klager ontkent de suggestie in het GRIP-rapport van 18 mei 2016 dat hij erop uit is X. te vermoorden. Als klager
al op zoek zou zijn naar X., dan is daarmee niet gezegd dat hij hem wil vermoorden. Voorts is de informatie slechts van één informant afkomstig. Het GRIP heeft geconcludeerd dat geen oordeel gegeven kan worden over de betrouwbaarheid van deze
informant.
In het GRIP-rapport wordt gesteld dat een poging is gedaan klager van het leven te beroven. Deze informatie is al tweeëneenhalf jaar oud. Niet is gebleken dat voor klager thans nog reden is te vrezen voor zijn leven. Betwist wordt dat er een verband is
tussen klager en de recente liquidatie van N. Een dergelijke speculatie is bovendien niet serieus te noemen, nu klager ten tijde van die liquidatie al tien maanden gedetineerd was.
Met betrekking tot klagers lopende strafzaak is, gelet op de periode die klager in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, de verwachting dat er geen nog te executeren vrijheidsstraf bij zal komen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gevreesd wordt dat klager strafbare feiten zal plegen tijdens het verlof. Voorts is sprake van gevaar voor klager zelf. De reclassering heeft aangegeven dat het niet mogelijk is een delictanalyse te maken omdat klager niets kwijt wil over het strafbare
feit waarvoor hij thans gedetineerd is. De reclassering acht het recidiverisico hoog gezien klagers vorige (langdurige) detenties en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, van inkomen en van een woon- of verblijfsplaats van klager. Uit de
adviezen
van de politie en het GRIP blijkt dat sprake is van dreiging ten aanzien van klagers leven en dat klager in verband gebracht wordt met dreiging ten aanzien van het leven van een andere persoon.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag op basis van recente informatie waaruit blijkt dat klager betrokken is bij dreiging van levensdelicten op het leven van een andere persoon.
Het GRIP heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat sprake is van een actuele dreiging ten aanzien van klager. In het GRIP rapport wordt klager in verband gebracht met dreiging ten aanzien van het leven van een andere persoon.
Het multidisciplinair overleg heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, niet vanwege klagers gedrag in de inrichting, maar in verband met liquidatiegevaar daarbuiten.
De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Voorts dient klager 42 dagen gevangenisstraf en een hechtenis van 44 dagen te
ondergaan. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 16 september 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het selectieadvies blijkt dat de reclassering het recidiverisico als hoog heeft ingeschat, onder meer vanwege klagers vorige (langdurige) detenties.

In het GRIP advies van 18 maart 2016 is vermeld dat sprake is van een actuele dreiging op klager. In het GRIP-rapport van 18 mei 2016 is vermeld dat op [...] is gepoogd klager te liquideren. Niet is uit te sluiten dat er ten aanzien van klager sprake is
van liquidatiegevaar. Voorts komt uit het rapport naar voren dat klager op zoek zou zijn naar X. en dat X. in levensgevaar verkeert indien klager de inrichting zou verlaten.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze informatie voldoende actueel en concreet is.

Gelet op voornoemde omstandigheden, in onderling verband bezien, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in
artikel
4 onder b. en h. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 8 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven