Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1292/GB, 18 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         17/1292/GB

 

Betreft:            [klager]            datum: 18 september 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 april 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 11 augustus 2017 door een lid van de Raad gehoord. Hiervan is een verslag opgemaakt – overigens abusievelijk 18 augustus 2017 als zittingsdatum vermeldend – dat aan partijen is verzonden.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG-afdeling) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is sedert 3 februari 2017 gedetineerd. Hij verbleef in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Vught. Op 10 maart 2017 is hij geplaatst in de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

 

3.         De standpunten

3.1.      Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Klager wil graag in een PPC of een reguliere inrichting dichterbij zijn familie uit Leeuwarden geplaatst worden. Hij wil graag uit de BPG-afdeling worden geplaatst, want het regime is heel beperkt en hij verblijft er nu al zeven maanden. Bezoek is lastig op de BPG-afdeling, omdat het bezoek achter glas plaatsvindt. Klager wil niet in het PPC van de p.i. Vught worden geplaatst, omdat naar zijn zeggen die inrichting onwaarheden over hem heeft gerapporteerd.

Anders dan in het selectieadvies is vermeld, is klager volgens hem nooit akkoord gegaan met het selectieadvies. Als dit wel zo was, zou hij ook nooit bezwaar hebben aangetekend. Klager heeft in het PPC nooit een beslissing gezien. Hij was er ook niet van op de hoogte dat daar een detentieroute werd uitgestippeld.

In het selectieadvies staat dat persoonlijkheidsproblematiek op de voorgrond staat. Dit stond in FPC De Kijvelanden ook al op de voorgrond. Klager verbleef daar zelfs op een speciale afdeling voor verpleegden met persoonlijkheidsproblematiek. Het delict in FPC De Kijvelanden heeft klager gepleegd in een vlaag van verstandsverbijstering. Hieruit blijkt volgens klager dat er iets niet helemaal goed zit in zijn bovenkamer. Bovendien heeft hij niet voor niets 14 jaar in tbs-inrichtingen verbleven. Hij is van mening dat een PPC daarom beter bij hem past.

Klager heeft ook beklag ingediend tegen de beslissing tot toepassing van het boeienregime.

In de beslissingen van respectievelijk 10 maart 2017 en 19 april 2017 wordt ten onrechte melding gemaakt van incidenten. Dit klopt niet en is hersteld in de beslissing van 16 mei 2017. In het PPC van de p.i. Vught verbleef klager continu in afzondering, met cameratoezicht, en met een boeienregime. Opvallend is dat in de beslissing van 16 mei 2017 plots het door klager in FPC De Kijvelanden gepleegde delict wordt genoemd als reden voor plaatsing in de BPG-afdeling van de p.i. Vught, terwijl dit in de beslissing van 10 maart 2017 niet genoemd is als reden voor de BPG-plaatsing. Klager verzoekt een tegemoetkoming voor het ongemak dat hij heeft ondervonden als gevolg van de verstrekking van onjuiste informatie en de wrevel die dat bij hem heeft opgewekt.

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Gebleken is dat het selectieadvies en de naar aanleiding daarvan genomen beslissingen van 10 maart 2017 en 19 april 2017 inderdaad een onjuistheid bevatten ten aanzien van de disciplinaire straffen. Dit is bij brief van 16 mei 2017 hersteld. Klager is gedurende zijn plaatsing in de p.i. Vught nimmer disciplinair gestraft. Wel zijn ordemaatregelen aan hem opgelegd. Hoewel klager nimmer disciplinair is gestraft in het PPC is de selectiefunctionaris van mening dat hij de beslissing in alle redelijkheid heeft kunnen nemen. Gelet op de aard van het delict waarvan klager wordt verdacht (het om het leven brengen van een medewerker van FPC De Kijvelanden) vormt klager een ernstig beheersrisico voor anderen, ten gevolg waarvan hij op dit moment niet geschikt wordt geacht voor een regime van algehele of beperkte gemeenschap ingevolge artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Bovendien komt uit het selectieadvies naar voren dat de psychiatrische problematiek thans niet op de voorgrond staat wat maakt dat een voorzetting van het verblijf in het PPC niet geïndiceerd is.

 

4.         De beoordeling

4.1.      De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

 

4.2.      Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3.      Uit het selectieadvies van de directeur van het PPC van de p.i. Vught volgt dat klager sinds 6 februari 2017 in het PPC van de p.i. Vught verbleef. In de aanmelding was zowel het advies gegeven voor plaatsing in een PPC als in een BPG-afdeling. De periode in het PPC is gebruikt om te beoordelen wat het best passende regime voor klager zou zijn. Gedurende deze periode is een hulpvraag vanuit klager uitgebleven. Klager verbleef gedurende zijn verblijf in het PPC in afzondering. Psychiatrische problematiek staat op dit moment niet op de voorgrond, maar er is met name persoonlijkheidsproblematiek zichtbaar (van waaruit ook eerder waargenomen agressief gedrag kan worden verklaard).

De beroepscommissie stelt vast dat niet langer sprake is van een indicatie voor plaatsing in een PPC. Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat de  selectiefunctionaris de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens in redelijkheid heeft kunnen aanmerken als een contra-indicatie voor plaatsing in een normaal beveiligde inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager wordt verdacht van het ombrengen van een personeelslid van FPC De Kijvelanden begin februari 2017. Derhalve is de beslissing klager vooralsnog te plaatsen in de BPG-afdeling van de p.i. Vught niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 18 september 2017

 

 

 

                                                                      

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven