Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1833/GV, 8 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1833/GV

betreft: [...] datum: 8 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 mei 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede [...] om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De situatie van klagers broer is in een week tijd ernstig verslechterd. Klager en zijn broer moeten nog veel zaken regelen voordat zijn broer overlijdt. Klagers broer heeft aangegeven niet meer in staat
te zijn om naar de inrichting te komen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het advies van de medisch adviseur blijkt dat klagers broer nog in staat is om zelf te reizen en dat niet de verwachting is dat klagers broer op korte termijn zal
overlijden. Na afwijzing van het onderhavige verzoek is bij beslissing van 10 juni 2016 een nieuw verzoek van klager om strafonderbreking afgewezen omdat de medische situatie van de broer onveranderd was.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De medisch adviseur van het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) heeft in haar advies gesteld dat klagers broer (nog) kan reizen en dat niet verwacht wordt dat hij op korte termijn zal overlijden.
De directeur van de penitentiaire inrichting Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, onder verwijzing naar het advies van het BIMA.
Het Openbaar Ministerie heeft zich van advies onthouden.
De politie heeft (nog) geen advies uitgebracht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat na een WETS-procedure (strafoverdracht binnen de EU) een gevangenisstraf van elf jaar en drie dagen met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17
augustus 2018.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) wordt bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. In de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling staan de situaties beschreven, waarbij strafonderbreking verleend kan worden.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking om afscheid te kunnen nemen van zijn ernstig zieke broer.

De Staatssecretaris heeft klagers aanvraag voor strafonderbreking afgewezen op grond van het advies van de medisch adviseur van 25 mei 2016, inhoudende dat klagers broer ernstig ziek is, maar nog in een conditie is dat hij zelf kan reizen. Volgens de
medisch adviseur is geen sprake van overlijden op korte termijn. De selectiefunctionaris heeft aangegeven dat na het uitbrengen van dit advies klager opnieuw om strafonderbreking heeft verzocht, welk verzoek op 10 juni 2016 wederom is afgewezen omdat
de
medische situatie van klagers broer onveranderd was. Gelet op de inlichtingen van de medisch adviseur acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden dat het noodzakelijk is om klager thans strafonderbreking te verlenen. De beroepscommissie is dan
ook van oordeel dat momenteel geen sprake is van een bijzondere omstandigheid zoals bedoeld in voornoemd artikel 34 van de Regeling. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 8 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven