Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3288/GB, 6 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:         17/3288/GB

 

Betreft:            [Klaagster]       datum: 6 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 27 september 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich op 9 oktober 2017 te melden in de locatie Nieuwersluis ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klaagster is op 11 september 2017 opgeroepen zich op 9 oktober 2017 te melden in de locatie Nieuwersluis voor het ondergaan van 120 dagen gevangenisstraf. Op 19 september heeft klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend, dat op 27 september 2017 ongegrond is verklaard.

 

3.         De standpunten

3.1.      Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht. De twee dokters op wier informatie het advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) is gebaseerd, hebben klaagster nimmer behandeld en weten niets van haar voorgeschiedenis. Afgezien van een behandeling van een knieluxatie aan haar rechterbeen is zij in Utrecht nooit gezien of behandeld. Klaagster heeft daarenboven geen toestemming verleend de betreffende dokters te benaderen voor informatie. Als gevolg van een zware knieoperatie aan haar linkerbeen in december 2016 heeft zij veel pijn met lopen, buigen en zitten. Op haar rechterbeen kan zij vanwege botproblemen in haar voet niet steunen. Daarnaast kan zij slechts vijf minuten achter elkaar zitten, lopen of staan en heeft zij last van ochtendstijfheid, als gevolg waarvan zij na ontwaken een uur tot anderhalf uur niet kan lopen vanwege pijn aan haar linkerbeen. Thans is een second opinion in behandeling om te bezien of nog iets aan de linkerknie kan worden gedaan, zodat klaagster deze weer enigszins kan bewegen. Zij kan zich momenteel minimaal bewegen. Zij verzoekt derhalve de second opinion in alle rust te mogen afwachten en verder te mogen revalideren om haar spieren sterk genoeg te krijgen om op haar beider benen te kunnen staan. Zij vraagt dan ook haar detentie tot oktober/november 2017 uit te stellen.   

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De noodzaak tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf staat voorop en daarom wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel hiervan verleend. Klaagster is conform haar verzoek van 27 januari 2016 uitstel van haar meldplicht verleend tot 16 mei 2016. Naar aanleiding van haar uitstelverzoek van 17 mei 2016 is opnieuw uitstel verleend, ditmaal tot 25 juli 2016. Nadat klaagster op 25 juli 2016 wederom om uitstel had verzocht, is haar verzoek voorgelegd aan de afdeling IMA. De medisch adviseur van de afdeling IMA heeft klaagster op 8 september 2017 detentiegeschikt geacht. Op 26 september 2017 heeft de medisch adviseur, na verzending van de conclusie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) van 4 maart 2008 door de selectiefunctionaris, bericht dat, hoewel klaagsters mobiliteit niet optimaal is, geen reden bestaat de detentie uit te stellen. Voorts kan altijd bekeken worden of doorplaatsing naar het Justitieel Complex voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen is aangewezen. Binnen de inrichting zijn een medische dienst en een inrichtingsarts aanwezig die kunnen beoordelen of overplaatsing naar het JCvSZ noodzakelijk is. Voor een second opinion bestaat geen aanleiding.  

 

4.         De beoordeling

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA van 8 september 2017 en van diens e-mail van 26 september 2017. Zij constateert dat klaagster op medische gronden detentiegeschikt is bevonden. Hierbij is bekeken of de benodigde zorg in of vanuit detentie kan worden geleverd en of onevenredige schade door detentie is te verwachten. Het advies is gebaseerd op recente informatie van de huisarts, de orthopedisch chirurg en de chirurg. Blijkens dit advies is klaagster voldoende mobiel om een detentie in een reguliere penitentiaire inrichting te ondergaan. Eventuele controles kunnen vanuit detentie doorgang vinden. De medisch adviseur erkent dat de mobiliteit van klaagster nog niet optimaal is, maar ziet geen reden de tenuitvoerlegging van de detentie uit te stellen. Indien een reguliere inrichting niet in de benodigde zorg kan voorzien, kan worden bezien of een overplaatsing naar het JCvSZ te Scheveningen is aangewezen. Het hiervoor genoemde advies inzake klaagsters detentiegeschiktheid is voldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Verder is klaagster, blijkens de informatie van de selectiefunctionaris, reeds verscheidene malen op medische gronden uitstel van haar meldplicht verleend. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 6 oktober 2017.

 

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven