Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1967/GV, 26 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1967/GV

 

betreft:               […]         datum: 26 september 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 juni 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

 

2.            De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) volgt dat incidenteel verlof begeleid plaatsvindt bij gedetineerden uit inrichtingen met een hoger beveiligingsniveau. Begeleid verlof is daarom voor klager niet aangewezen. Recidivegevaar wordt aangenomen omdat klager bepaalde trainingen nog niet gevolgd heeft, maar dit kan klager niet verweten worden, nu niet kan blijken dat hij zich hiertegen weigerachtig heeft opgesteld. Klager heeft wel de Kiezen Voor Verandering-training (hierna: de KVV-training) gevolgd en is gepromoveerd naar het plusprogramma. Voor zover al sprake is van recidivegevaar, zou klager elektronisch toezicht opgelegd kunnen worden.

Namens de Staatssecretaris is daarop als volgt gereageerd. Doordat klager op 28 juni 2017 is geselecteerd voor de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Hoogvliet, is het belang aan het beroep komen te ontvallen. Voorts kon klagers verlof wel onder de voorwaarde van begeleiding worden opgelegd, omdat destijds nog geen sprake was van plaatsing in een z.b.b.i. Dat klager de KVV-training heeft gevolgd maakt de overweging ten aanzien van het recidivegevaar niet anders. Uit de Pro Justitia rapportage van 8 januari 2016 blijkt dat diverse risico’s voor gewelddadige recidive bestaan alsook het risico dat klager afspraken niet nakomt. Aldus is sprake van een reëel recidivegevaar dat onvoldoende beperkt kan worden door elektronisch toezicht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

De verlofcommissie van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager nog aanspraak kan maken op algemeen verlof en klagers moeder niet terminaal ziek is. Klager heeft aangegeven niet op begeleid verlof te willen.

De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager geen verantwoordelijkheid zou nemen voor de bewezen strafbare feiten en uit rapportage blijkt dat sprake is van kans op (gewelddadige) recidive en daarmee op maatschappelijke onrust.

De medisch adviseur heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klagers moeder niet in staat is en zal zijn om klager zelfstandig te bezoeken.

De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

Uit de Pro Justitia rapportage van 31 december 2015 komt naar voren dat de onderzoeker zich heeft onthouden van een uitspraak over het recidiverisico.

Uit de Pro Justitia rapportage van 8 januari 2016 komt naar voren dat diverse risicofactoren voor het opnieuw plegen van een soortgelijk delict bestaan. De onderzoeker acht het risico op herhaling van een ernstig geweldsdelict binnen de kaders van een toezicht matig. Zonder toezicht wordt verwacht dat dit risico hoger is.

 

3.            De beoordeling

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens (onder meer) gekwalificeerde diefstal. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 60 dagen te ondergaan in verband met de tenuitvoerlegging van een aan hem opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, evenals een vervangende hechtenis van zeven dagen, vanwege het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 1 juni 2018.

Klager is tot op heden gedetineerd in de gevangenis van de p.i. Groot Alphen. Dat hij inmiddels is geselecteerd voor de z.b.b.i. van de locatie Hoogvliet, maakt dan ook niet dat hij geen belang meer heeft bij incidenteel verlof. De beroepscommissie zal klager dus in zijn beroep ontvangen.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om een bezoek te kunnen brengen aan zijn moeder, die niet meer in staat is klager in de inrichting te bezoeken.

Uit artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind of ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. 

Uit het advies van de medisch adviseur blijkt dat er reden bestaat voor klager om zijn moeder te bezoeken, nu zij medisch gezien niet in staat wordt geacht klager te bezoeken in de inrichting. Klager heeft voorts – onbetwist – gesteld dat hij zijn ouders de afgelopen twee jaar slechts eenmaal heeft gezien. Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor incidenteel verlof als bepaald in bovengenoemd artikel.

In RSJ 15 augustus 2017, 17/1601/GV, heeft de beroepscommissie ten aanzien van klager evenwel geoordeeld dat onder meer sprake is van risicofactoren voor gewelddadige recidive die een contra-indicatie vormen voor verlofverlening. Gelet hierop acht de beroepscommissie het aan klager aangeboden begeleid incidenteel verlof de aangewezen vorm. Nu klager hier kennelijk geen gebruik van wenst te maken, kan de afwijzing van zijn verlofaanvraag niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 26 september 2017.

 

 

 

 

 

 

                secretaris            voorzitter

 

Naar boven