Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1092/GM, 7 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1092/GM

betreft: [klager] datum: 7 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Bosmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 24 maart 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juni 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. C.G.J.E. Lut, en [...], hoofd zorg bij de p.i. Ter Apel. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij
daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 10 maart 2016, betreft het niet adequaat behandelen van klagers keelklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. De inrichtingsarts heeft niet adequaat gereageerd op klagers keelklachten. Klager kampt al sinds december 2015 met ernstige hoestklachten en benauwdheidsklachten. Ook hoest klager bloed op. Klager is
hiervoor meermalen bij de inrichtingsarts geweest. Hoewel klager is onderzocht, is op zijn keelklachten niet adequaat gereageerd. De inrichtingsarts handelt traag. Op 5 februari 2016 heeft de longarts gezegd dat het allemaal te lang loopt. Er zijn
afwijkingen zichtbaar en op de laatste X-thorax lijkt verergering zichtbaar. Klager loopt dan al twee maanden met zijn klachten, die blijkbaar verergeren. Op 22 februari 2016 is klager verwezen naar de longarts, maar pas op 15 maart 2016 wordt
geconstateerd dat de verwijsbrief aldaar niet is ontvangen. Een afspraak blijkt dan binnen drie dagen mogelijk. Klager had dus veel eerder door de longarts gezien kunnen worden.
Klager heeft constant pijn; bij hem leeft de angst dat hij een kwaadaardige afwijking heeft. Klager is verwezen naar het ziekenhuis, maar dat heeft te lang geduurd. Dat was voor klager de spreekwoordelijke druppel. Men had de zorg strakker moeten
agenderen. Klager meent dat de medische dienst de zorgplicht heeft geschonden.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager is op 7 december 2015 vanuit het JC Schiphol overgeplaatst naar de p.i. Ter Apel. De inrichtingsarts heeft geadviseerd een longfoto te maken. De uitslag was enig longemfyseem en TBC. De
verdenking van een maligniteit was laag en het advies was een herhaling van de X-thorax. Bij klachten als koorts, kortademigheid of piepen moest klager terugkomen. Op 16 december 2015 is klager onderzocht door de verpleegkundig specialist i.o. Klager
is
aangemeld voor een X-thorax en er is een anamnese TBC-GGD verzonden naar GGD Groningen. Het bloedonderzoek duidde op een virale infectie. Op 5 februari 2016 heeft de GGD contact opgenomen dat er toch afwijkingen waren en een zichtbare verergering. De
longarts heeft aangegeven dat het allemaal een tijdje loopt en doelt hierbij op de gehele voorgeschiedenis van klager. Hij heeft geadviseerd een sputumkweek uit te zetten. Op 22 februari 2016 heeft de GGD de sputumuitslagen doorgegeven en is besloten
klager te verwijzen naar de longarts. De verwijzing is op 25 februari 2016 verzonden. Op 11 maart 2016 werd de afdeling zorg verrast door de klachtbrief van klager. Klager had na 25 februari 2016 niets meer gehoord. Klager had ook om een consult kunnen
vragen of de verpleegkundige die dagelijks de ronde doet over het uitblijven van een oproep kunnen aanspreken. De afspraak is alsnog meteen geregeld. Op 24 maart 2016 heeft een verpleegkundige klager gesproken over hoe de afspraak bij de longarts is
verlopen. Op 25 maart 2016 heeft een andere verpleegkundige klager gesproken over zijn klacht. Klager heeft het gevoel aan het lijntje te worden gehouden. Op 1 april 2016 heeft klager een gesprek met de longarts geweigerd. Op 6 april 2016 is klager
meegedeeld dat er geen maligniteiten zijn gevonden. Vervolgens is contact opgenomen met het UMCG om te vragen wanneer klager op de poli moet komen voor controle. Er komt een oproep. Dit is klager op 4 mei 2016 medegedeeld.
De medische dienst heeft wel aandacht aan klagers klachten besteed. Klager is door de verpleegkundige en arts van de medische dienst gezien. Normaal duurt een reactie op een verwijzing ongeveer 1 week. Klager wilde op 1 april 2016 niet naar de longarts
omdat hij geen handboeien om wilde.

3. De beoordeling
Uit het microhisdossier komt naar voren dat klager vanaf zijn intakegesprek in de inrichting op 8 december 2015 tot aan het moment van zijn klacht op 10 maart 2016 en daarna, veelvuldig door de medische dienst is gezien. Er zijn tal van onderzoeken bij
klager verricht met betrekking tot zijn klachten zoals een X-thorax en een sputum- en bloedonderzoek. De beroepscommissie begrijpt uit de stukken dat sprake was van een virale infectie en niet van een ernstige pathologie. Klager kan in zijn betoog
worden gevolgd dat de medische dienst alerter had kunnen zijn na de verwijzing van klager naar de longarts op 25 februari 2016. Pas op 17 maart 2016 is onderkend dat de verwijsbrief niet was aangekomen. Toen is onmiddellijk actie ondernomen om verder
tijdverlies te beperken. Hoewel de periode tussen de verwijzing door de inrichtingsarts en het consult van de longarts onnodig langer geduurd heeft dan gebruikelijk, kan het handelen van de inrichtingsarts in dezen niet worden aangemerkt als in strijd
met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 7 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven