Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0769/GM, 7 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/769/GM

betreft: [klager] datum: 7 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.W.A. Dekens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 februari 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juni 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, is [...], hoofd zorg van de p.i. Ter Apel gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt. Klagers
raadsvrouw
is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 22 januari 2016, betreft:
- het niet opereren van klagers schouder;
- het ontzeggen van klagers recht op raadpleging van een arts naar keuze;
- het klager niet in staat stellen gebruik te maken van fysiotherapie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Het is onbegrijpelijk dat klager op een wachtlijst is geplaatst voor onderzoek door een orthopeed. Klager heeft onnodig lang moeten wachten alvorens hij in aanmerking kwam voor een operatie aan zijn
schouder. Klager is in het JC Schiphol geopereerd aan zijn ene schouder. Toen was al duidelijk dat ook zijn andere schouder geopereerd moest worden. Daarvoor was al een afspraak gemaakt. Deze afspraak is na zijn overplaatsing naar de p.i. Ter Apel
geannuleerd. Dit is een schending van de zorgplicht. De eerder ingezette behandelingen en onderzoeken zijn niet doorgezet. De operatie is overigens mislukt. Klager wilde geholpen worden door de arts die hem eerder heeft geopereerd. Klager vraagt om een
second opinion. Deze mogelijkheid is hem niet geboden, waardoor klagers recht op vrije artsenkeuze is beperkt. In het JC Schiphol kreeg klager wel fysiotherapie. Onduidelijk is hoe de conclusie kan worden getrokken dat klager thans zelf zijn
oefeningen
kan doen.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft zorg en aandacht gehad. Er is nooit sprake van geweest dat een operatie niet zou doorgaan. Alle genomen beslissingen zijn klager uitgelegd, ook ten aanzien van de fysiotherapie die
na de operatie weer opgepakt zou worden.
De klachten van klager zijn vanaf het begin serieus genomen. De fysiotherapie zou na, niet vóór de operatie plaatsvinden . De medische dienst heeft klager het recht op een second opinion niet onthouden;hem is gewezen op het feit dat de kosten hiervan
voor hem zijn.

3. De beoordeling
Uit het microhisdossier komt naar voren dat vanaf klagers binnenkomst in de inrichting op 9 december 2015 tot aan het moment van de klacht op 22 januari 2016 en daarna, klager veelvuldig door de medische dienst is gezien. De verpleegkundige en de
inrichtingsarts hebben met klager gesproken over zijn schouderklachten en het te volgen behandeltraject. Klager is uitgelegd dat er geen indicatie bestond voor fysiotherapie, maar dat hij niettemin om de drie weken zou worden gezien door de
fysiotherapeut. De beroepscommissie begrijpt uit de stukken dat bij verergering van de klachten niettemin fysiotherapie zal volgen. Ook volgt uit het microhisdossier dat de medische dienst in die periode contact heeft gehad met het ziekenhuis voor een
operatie aan de linkerschouder. Uit de stukken is niet gebleken dat de klachten van klager dermate urgent waren dat de medische dienst eerder en voortvarender had moeten opereren. Evenmin blijkt dat klagers recht op vrije artsenkeuze (voor een second
opinion) is geschonden. De beroepscommissie merkt op dat volgens een melding in het microhisdossier op 17 februari 2016 klager weigerde met de inrichtingsartsen te spreken.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 7 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven