Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1217/GM, 7 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1217/GM

betreft: [klager] datum: 7 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 maart 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Esserheem zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 14 juni 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, te worden gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen heeft
hij daarvan geen gebruikgemaakt. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 februari 2016, betreft het zonder overleg afbouwen en stopzetten van diazepam en seroquel.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Klagers medicatie (diazepam en seroquel) is stopgezet. Deze medicatie was door de psychiater voorgeschreven. Er was een medisch dossier beschikbaar waaruit kon blijken welke medicatie klager slikt. Klager
heeft hierover met het hoofd zorg gesproken. Het heeft minstens tien dagen geduurd alvorens klager alternatieve medicatie voor zijn slaapmedicatie kreeg uitgereikt. Door het stopzetten van de medicatie heeft klager minstens twee weken last gehad van
duizelingen, zweetaanvallen, hartkloppingen en slapeloze nachten. Klager wil gerechtigheid. De medische dienst moet op de vingers worden getikt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Klager verbleef in de extramurale fase van een ISD-traject. Buiten heeft klager geblowd. Hij heeft toen geen medicatie gebruikt. Op 5 februari 2016 is klager geplaatst in JC Schiphol, alwaar op
12 februari 2016 werd gestart met seroquel eenmaal daags 25mg en diazepam eenmaal daags 10 mg. Op 17 februari 2016 is klager teruggeplaatst naar de p.i. Esserheem. Daar werd besloten eerst de voorgeschiedenis en het medicatiegebruik uit te zoeken en de
hernieuwde kennismaking met de psychiater af te wachten. Klager kreeg op 19 februari 2016 melatonine voorgeschreven. Om onbekende redenen is pas op 17 maart 2016 een afspraak met de psychiater gepland. Klager heeft dit gesprek niet willen afwachten en
heeft een klacht ingediend.
In het dossier is niet vermeld dat klager is geïnformeerd over het stopzetten van de in het JC Schiphol verstrekte medicatie en dat de noodzaak daartoe opnieuw moest worden vastgesteld. Uit het dossier is tevens niet op te maken of klager is
geïnformeerd dat seroquel 25mg (als slaapmiddel) is vervangen door melatonine. Hoewel klager reeds op de tweede dag van insluiting slaapmedicatie is voorgeschreven is onduidelijk hoe de communicatie met klager is geweest.

3. De beoordeling
Uit het microhisdossier - dat overigens op de onderhavige kwestie matig informatief is - blijkt dat klager bij binnenkomst in de inrichting seroquel 25 mg en diazepam, voor zover nodig, gebruikte. De beroepscommissie is van oordeel dat de medische
dienst verstandig heeft gehandeld door een pas op de plaats te maken met betrekking tot de medicatieverstrekking aan klager en eerst de voorgeschiedenis en het medicatiegebruik te onderzoeken, en het gesprek met de psychiater af te wachten. Hiervoor
bestond temeer aanleiding aangezien klager buiten detentie geen medicatie heeft gebruikt. Het handelen van de inrichtingsarts kan daarom niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal daarom ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter,
dr. Ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 7 juli 2016

secretaris voorzitter

Naar boven