Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1215/GA, 21 augustus 2017, beroep
Uitspraakdatum:21-08-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:   17/1215/GA

 

betreft:     […]                                                                               datum: 21 augustus 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. van Oort, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 10 april 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C. van Oort, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.
 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
    Het beklag betreft het (veelvuldig) niet tijdig uitreiken van voorgeschreven medicatie (VU 2017-316).

    De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
     

  2. De standpunten van klager en de directeur
    Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
    Klager volhardt in zijn standpunt dat hem niet tijdig medicatie wordt verstrekt. Zo wordt hem bijvoorbeeld zijn slaapmedicatie niet tijdig verstrekt. Op 6 februari 2017 werd hem bijvoorbeeld pas om 01.00 uur ’s nachts slaapmedicatie verstrekt, terwijl hij er vanaf 22.00 uur om heeft gevraagd. De medicatie waar het hier om gaat betreft Dormicum, Melatonine en een antidepressivum. Daarnaast krijgt klager ook Ritalin verstrekt. Op het moment dat de medicatie verstrekt moet worden, is het personeel veelal niet op de afdeling aanwezig. Omdat klager in het inkomstenregime verbleef, waardoor hij slechts één uur per dag recreatie had, kon hij moeilijk tijdig om verstrekking van zijn medicatie vragen. Klager stelt zich op het standpunt dat het personeel die medicatie tijdig bij zijn verblijfsruimte behoort aan te bieden. Doordat de slaapmedicatie veelal te laat wordt uitgereikt, wordt klagers dag- en nachtritme verstoord. Klager heeft bij de Medisch Adviseur om bemiddeling gevraagd. Dat is gebeurd via het Hoofd Zorg van de p.i. Vught. Klager heeft daar nog geen antwoord op gekregen. Klager heeft steeds zelf om verstrekking gevraagd maar die niet tijdig uitgereikt gekregen. Klager is van mening dat de directeur daardoor tekort is geschoten in zijn zorgplicht.

    De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
    Klager noemt, buiten het geval van 6 februari 2017, geen concrete momenten waarop medicatie te laat zou zijn uitgereikt. Over het algemeen wordt de medicatie tijdig uitgereikt. De momenten waarop medicatie wordt uitgereikt worden door het personeel genoteerd. De directeur heeft toegezegd de desbetreffende registratie op te vragen en daarover aan de beroepscommissie berichten. Binnen de inrichting geldt de regel dat de medicatie op standaardtijdstippen wordt uitgereikt. Indien de medicatie op andere momenten moet worden verstrekt, wordt dat uiteraard ook gedaan. Afspraak is dat klager in beginsel zelf moet vragen om de verstrekking van zijn medicatie. De directeur merkt nog op dat het in geval van een calamiteit kan voorkomen dat een van de inspectierondes komt te vervallen en dat daardoor niet meteen medicatie kan worden uitgereikt bij de eerste vraag.

    De beroepscommissie heeft kennis genomen van de, na afloop van de zitting door de directeur toegezonden informatie, te weten de registratieformulieren met betrekking tot de uitreiking van medicatie aan klager. Deze informatie is ter kennisneming aan klager en zijn raadsvrouw toegezonden.
     

  3. De beoordeling
    De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager in de periode waarop het beklag ziet, medicatie kreeg verstrekt nadat hij daarom had verzocht en incidenteel niet op vaste tijden. Dat gegeven hoeft evenwel niet tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie te leiden. De aan klager door de inrichtingsarts voorgeschreven medicatie heeft – in dat voorschrift – geen dwingend verstrekkingspatroon terwijl de aard van de medicatie een dergelijk verstrekkingspatroon ook niet vereist. De op verzoek van de beroepscommissie nagezonden inlichtingen van de directeur, maken bovendien voldoende aannemelijk dat de voorgeschreven medicatie doorgaans tijdig aan klager werd verstrekt als hij om die verstrekking verzocht. De omstandigheid dat die medicatie incidenteel, in geval van een calamiteit waardoor het personeel anderzijds bezig moest zijn, niet bij eerste vraag werd verstrekt, doet daaraan niet af, nu van een dwingend verstrekkingspatroon niet is gebleken.
    Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, met aanvulling van de gronden, worden bevestigd.
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
     

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J. Schagen MA en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 augustus 2017.

     

                         secretaris                                                           voorzitter

     

     

     

     

Naar boven