nummer: 16/1066/GA
betreft: [...] datum: 6 juli 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Roermond,
gericht tegen een uitspraak van 14 maart 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Roermond in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten en klager om schriftelijk te reageren op het beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 24 december 2015, wegens aangetroffen contrabande.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 45,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het schriftelijk verslag is wel degelijk aan klager aangezegd. Dat dit niet blijkt uit het verslag, is een administratieve fout. Nu de
beklagcommissie het beklag bovendien slechts gegrond heeft verklaard omdat niet is voldaan aan de formele vereisten, is – indien het beklag niet alsnog ongegrond wordt verklaard – een lagere tegemoetkoming passend, namelijk € 15,=.
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het schriftelijk verslag is wel degelijk pas na insluiting aan klager aangezegd. Voorts is de gehele disciplinaire straf onredelijk, nu deze slechts is
opgelegd vanwege een vermoeden. Uit een urinecontrole had kunnen blijken dat klager geen drugs heeft gebruikt.
3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat het schriftelijk verslag aan klager is aangezegd, omdat de directeur geen stukken heeft overgelegd waaruit zulks kan blijken. Het had in beroep op de weg van de directeur gelegen
om
deze stukken alsnog over te leggen. Nu hij dit niet heeft gedaan, dient het ervoor te worden gehouden dat het schriftelijk verslag, zoals daarin vermeld staat, niet aan klager is aangezegd. De beklagcommissie heeft het beklag dan ook terecht op deze
grond gegrond verklaard.
Nu de directeur, gelet op de aangetroffen contrabande, de disciplinaire straf in redelijkheid wel heeft kunnen opleggen, is een lagere tegemoetkoming gepast. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
vernietigd voor zover daarbij een tegemoetkoming is toegekend en klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 15,= (zes dagen maal € 2,50 per dag, gelet op het feit dat slechts zes dagen van de disciplinaire straf ten uitvoer zijn gelegd).
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daarbij een tegemoetkoming is toegekend.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 6 juli 2016.
secretaris voorzitter