Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1500/JB, 25 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1500/JB

Betreft: [klager] datum: 25 juli 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Stroobach, namens

[klager], geboren op [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 25 april 2016 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2016, gehouden in de rechtbank te Utrecht, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C. Stroobosch, en [...] en mevrouw [...], senior selectiefunctionarissen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar j.j.i. Teylingereind te Sassenheim ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 10 februari 2015 veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest en is de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
(p.i.j.-maatregel) opgelegd. Op 20 februari 2015 is hij vanuit j.j.i. Amsterbaken te Amsterdam overgeplaatst naar j.j.i. Intermetzo te Lelystad. Op 14 maart 2016 heeft de directeur van j.j.i. Intermetzo verzocht om klager over te plaatsen en is klager
op dezelfde datum overgeplaatst naar j.j.i. Teylingereind. Klager heeft op 22 maart 2016 bezwaar gemaakt tegen de beslissing om hem naar j.j.i. Teylingereind over te plaatsen. De selectiefunctionaris heeft het bezwaar op 25 april 2016 ongegrond
verklaard.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Hij is overgeplaatst omdat hij een groepsgenoot zou hebben geslagen, maar klager heeft hem niet geslagen. De groepsgenoot was gevallen en daardoor gewond geraakt. Dit gebeurde in aanwezigheid van meerdere groepsgenoten. Klager weet niet hoe de
groepsgenoot is gevallen. Aan klager is door een groepsleider gevraagd of hij dat had gedaan en hij heeft toen cynisch geantwoord: “Ja hoor. Ik heb hem geslagen.” Dit is serieus opgevat. Er was geen grond om klager over te plaatsen. De inrichting
heeft
aangifte bij de politie gedaan. Er was enkel een verklaring van de groepsleider die gebaseerd was op wat klager tegen hem had gezegd maar zelf niets had gezien. Op 10 mei 2016 is door de politie gezegd dat er onvoldoende bewijs was en dat geen verder
onderzoek zou volgen. Gesteld is dat de dynamiek tussen klager en de betreffende groepsgenoot slecht zou zijn, maar klager wilde het herstelgesprek met de groepsgenoot wel aangaan en ook de groepsgenoot heeft gevraagd om zo’n gesprek. Dit is geweigerd.
Een mogelijkheid om tot herstelbemiddeling te komen is verder niet onderzocht. Met de oplegging van de disciplinaire straf is klager al voldoende gestraft. De beslissing om hem ook nog over te plaatsen, is niet proportioneel. Het voelt als een dubbele
straf.
In Lelystad ging het veel beter met klager. Hij had in Lelystad beter contact met het personeel en de relatie met de behandelcoördinator/gedragswetenschapper was beter dan in Sassenheim. In Lelystad was hij met een sportopleiding begonnen en in
Sassenheim volgt hij nu geen opleiding. Hij kon in een instroomklas voor de sportopleiding worden geplaatst maar die stof heeft hij al in Lelystad gehad. Hij heeft niet geweigerd om in de instroomklas te starten, maar wil graag starten op zijn eigen
niveau. In Lelystad waren er resocialisatiemogelijkheden voor hem en ging hij met verlof. In j.j.i. Teylingereind is er nog niets van de grond gekomen. Er is geen enkele behandeling gestart. Hij gaat niet naar school en zit de hele dag op zijn kamer.

De selectiefunctionaris heeft inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Uit het overplaatsingsverzoek van j.j.i. Intermetzo blijkt dat sprake is van een ernstige mishandeling van een groepsgenoot. Hij heeft een complexe kaakbreuk opgelopen en is geopereerd. Door klager is in eerste instantie erkend dat hij hier
verantwoordelijk voor was. De inrichting heeft aangifte gedaan bij de politie. Er is geen informatie ontvangen dat de politie geen nader onderzoek meer zou instellen. Op 31 maart 2016 heeft j.j.i. Intermetzo een aanvullend advies uitgebracht waaruit
volgt dat de dynamiek tussen klager en het slachtoffer zo verstoord is dat er geen mogelijkheid is tot herstelbemiddeling. Een verblijf op een andere groep behoort niet tot de mogelijkheden omdat er veel gemeenschappelijke activiteiten zijn zoals
school
en sport. Bij j.j.i. Teylingereind is geïnformeerd hoe het nu met klager gaat. Hij heeft aangegeven dat hij een HAVO-opleiding wil volgen. Er is ook gesproken over een sportopleiding, maar klager wil niet in de instroomklas voor de sportopleiding
worden
geplaatst. In beide inrichtingen wordt gewerkt met YOUTURN. Niet ingezien wordt waarom resocialisatie vanuit j.j.i. Teylingereind niet mogelijk zou zijn. In verband met het incident, de zware mishandeling, en het feit dat herstelbemiddeling niet
mogelijk was, kon het verblijf in de inrichting niet worden voortgezet. Klager heeft in j.j.i. Teylingereind niet altijd een goede invloed op de groep. Dit blijkt uit nadere informatie van j.j.i. Teylingereind van 13 juli 2016.

Op 15 juli 2016 is de door de selectiefunctionaris genoemde nadere informatie van j.j.i. Teylingereind gedateerd 13 juli 2016 ontvangen.

Eveneens op 15 juli 2016 zijn de stukken in een gerelateerde beklagzaak nummer RE 2016/42 van de beklagcommissie ontvangen.

Op 18 juli 2016 is bericht van de juridisch medewerker van klagers raadsvrouw ontvangen, welke inhoudt dat hij namens de raadsvrouw op 10 mei 2016 telefonisch contact heeft gehad met mw. S. F. van de recherche die heeft aangegeven dat de zaak,
bekend onder het procesverbaalnummer 2016123121 is opgelegd, dat wil zeggen dat de zaak naar het archief is gegaan. Klager wordt niet vervolgd in de onderliggende strafzaak. Mw. S. F. kon hier geen schriftelijk bewijs van sturen, omdat dat kennelijk
niet wordt opgemaakt als de zaak wordt opgelegd.

Op 18 juli 2016 is middels de selectiefunctionaris een schrijven van j.j.i. Intermetzo van 18 juli 2016 ontvangen waarin wordt toegelicht waarom herstelbemiddeling toentertijd niet mogelijk was en wordt gesteld dat terugplaatsing van klager
niet
wenselijk is.

Op 19 juli 2016 is wederom bericht van de juridisch medewerker van klagers raadsvrouw ontvangen waarin wordt gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt en wordt benadrukt dat er geen herstelbemiddeling is geweest door onwil van klager of
door onwil van de groepsgenoot.

Bovenvermelde stukken zijn toegestuurd aan beide partijen.

4. De beoordeling
Namens klager is aangevoerd dat aan klagers raadsvrouw het schrijven van j.j.i. Intermetzo van 31 maart 2016 niet is verstrekt. Nu dit stuk aan klager en aan zijn raadsvrouw in het kader van de beroepsprocedure is verstrekt, kan aan dit verweer voorbij
worden gegaan.

Voorts is aangevoerd dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om het bezwaar mondeling te mogen toelichten terwijl daar wel een wettelijke verplichting toe was. Nu dit niet is gebeurd is de beslissing niet op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen
en dient de bestreden beslissing vernietigd te worden.
De beroepscommissie volgt de raadsvrouw hierin niet. Uit de Memorie van toelichting bij artikel 18 van de Bjj, hoofdstuk 21, volgt dat de indiener van het bezwaarschrift het bezwaar desgewenst kan toelichten en dat aan het oordeel van de
selectiefunctionaris wordt overgelaten of dit schriftelijk dan wel mondeling dient te geschieden. Klager is door de selectiefunctionaris in de gelegenheid gesteld om het bezwaar schriftelijk toe te lichten waarvan klager overigens geen gebruik heeft
gemaakt. Aldus is aan het wettelijk voorschrift voldaan.

Klager ondergaat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Hij verbleef in j.j.i. Intermetzo en is vanuit deze jeugdinrichting overgeplaatst naar j.j.i. Teylingereind.

Uitgangspunt voor de beslissing van de selectiefunctionaris tot overplaatsing van klager naar j.j.i. Teylingereind was het verzoek van j.j.i. Intermetzo van 14 maart 2016, dat door de inrichting nader is toegelicht in een schrijven van 31 maart 2016,
waaruit volgt dat klager een groepsgenoot heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan waardoor de groepsgenoot een complexe kaakbreuk heeft opgelopen. Door klager is erkend dat hij de groepsgenoot heeft geslagen.
Klager heeft in beklag betwist dat hij de groepsgenoot heeft geslagen, gesteld dat de erkenning een grap was en vervolgens ter zitting van de beroepscommissie verklaard dat de erkenning een cynische reactie was.

Uit de na de zitting verstrekte beklagstukken en de nadere reactie van j.j.i. Intermetzo van 18 juli 2016 volgt dat klager op verschillende data tegenover meerdere groepsleiders en de behandelcoördinator heeft erkend de groepsgenoot te hebben geslagen.
Voorts blijkt uit de stukken een duidelijke aanleiding voor het incident en dat toentertijd herstelbemiddeling niet mogelijk was in verband met de lichamelijke toestand van de groepsgenoot die verdoofd was door morfine en klager op dat moment een
disciplinaire straf was opgelegd. In het schrijven van 18 juli 2016 van j.j.i. Intermetzo is aangegeven dat in verband met de heftigheid van het incident geen mogelijkheid wordt gezien om klager terug te plaatsen.

De beroepscommissie acht gelet op het bovenstaande niet aannemelijk geworden dat klagers bekentenis dat hij de groepsgenoot heeft geslagen als grap of cynische uitspraak was bedoeld nu hij dit meerdere keren en op verschillende data tegenover meerdere
personeelsleden heeft verklaard, waarbij in het midden kan worden gelaten of nog strafrechtelijke vervolging van klager zal plaatsvinden.

Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de beroepscommissie de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr.drs. L.C. Mulder en ing. M.J. Mulders, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven